De Armeense genocide

 /  Nederland  /  Nationaal Archief  /  Gezant Van Rappard aan minister van BZ Van Karnebeek

Gezant Van Rappard aan minister van BZ Van Karnebeek

Gezantschap der Nederlanden

Kopenhagen, den 6 december 1920

[gestempeld met: ingekomen Buitenl. Zaken -9 DEC. 1920, geagendeerd 10 DEC. 1920]

Nº 1976/565
Bijlagen: twee.

Denemarken en Armenie.

Zijner Excellentie den Heere Minister van Buitenlandsche Zaken te 's-Gravenhage.

Ik heb de eer Uwer Excellentie hierbij afschrift te doen toekomen van mijn gisteren direct naar Genève afgezonden telegram No. 240.

In een communiqué heeft het Ministerie van Buitenlandsche Zaken te dezer stede de gronden ontvouwd waarop de Deensche Regeering, evenals de Noorsche, er van afziet daadwerkelijk op te treden bij de oplossing van het Armenische vraagstuk. Den tekst van gemeld communiqué gelieve Uw Hoogwelgeboren hiernevens aan te treffen.

De Gezant,

WLFC van Rappard

[handgeschreven aantekening in kantlijn]

Afs ontvangen 10 Jan. '21

[handgeschreven aantekening]

Kennisgeving

[bijlage, vertaling van communiqué]

VERTALING

Ad. 1976/565

DENEMARKEN WEIGERT DEEL TE NEMEN AAN EEN EVENTUEEL INGRIJPEN IN ARMENIE.

Het Ministerie heeft gisteren afwijzend geantwoord op een verzoek van den Volkenbond.

Het Ministerie van Buitenlandsche Zaken deelt mede: De President van den Raad van den Volkenbond heeft 25 November van dit jaar aan de Regeeringen in de Staten die lid zijn van den Volkenbond en aan de Regeering van de Vereenigde Staten het volgende telegrafische verzoek gericht:

De Vergadering van gedelegeerden van den Volkenbond nam 22 dezer een aldus luidend besluit:

“De Vergadering, welke wenscht samen te werken met den Raad om zoo spoedig mogelijk een einde te maken aan de vreeselijke Armeensche tragedie, verzoekt den Raad om het eens te worden met de Regeeringen, dat een Mogendheid opdracht kan krijgen de noodige maatregelen te nemen om een einde te maken aan de vijandelijkheden tusschen Armenië en de Kemalisten.

Na overleg heeft de Raad besloten deze resolutie te zenden aan de Regeeringen van alle Staten, welke lid zijn van den Bond, en aan de Regeering van de Vereenigde Staten, wier President reeds erin heeft toegestemd op zich te nemen om de grenzen van Armenië vast te stellen. De Raad verzoekt Uwe Regeering mede te deelen of deze alleen, of samen met andere, bereid is om in naam van den Bond dit in hooge mate menschlievende werk op zich te nemen, hetgeen overigens geen enkele duurzame verplichting met zich brengt. In het bevestigende geval zal de Raad U dankbaar zijn, indien U Uw besluit zoo spoedig mogelijk wilt mededeelen, opdat het ter kennis van de vergadering der gedelegeerden gebracht kan worden voor het einde van de tegenwoordige bijeenkomst.”

Het Antwoord van de Deensche Regeering.

In antwoord op dit verzoek heeft de Deensche Regeering aan den President van den Raad van den Voikenbond het volgende telegram gericht:

“De Deensche Regeering heeft de in Uw telegram van 25 dzr. naar voren gebrachte gedachte opnieuw onderzocht. De Armeensche tragedie vervult alle harten met medelijden, en alles wat ondernamen wordt om dit ongelukkige volk te bevrijden vindt bij voorbaat weerklank in Denemarken.

De Deensche Regeering zou gelukkig zijn geweest haar medewerking te verleenen aan de voorgestelde humanitaire missie, indien niet de ingewikkeldheid van het probleem en de onberekenbare moeilijkheden bij de onderneming van een missie in een zoo ver verwijderd land als Armenië, de krachten van dit land te boven gingen; in aanmerking genomen dat de hulpbronnen van manschappen en actie-middelen noodzakeliikerwijze begrensd zijn. Gelukkig laat net nobele aanbod van Wilson nu hopen, dat het Armeensche vraagstuk in voor de oplossing gelukkige banen zal worden geleid.”

Met het antwoord van de Regeering kunnen wij volkomen instemmen, Er kan redelijkerwijze gesproken geen sprake van zijn dat Denemarken troepen naar Armenië zal zenden met het doel vrede en rust aldaar te brengen. In het antwoord van de Regeering worden zeer duidelijk de gronden aangevoerd, welke in dit opzicht afdoende zijn. Het zou hier betreffen een krijgs-actie, geheel verschillend in wezen van de uitzending van een expeditie-corps naar Wilna, waaromtrent alle partijen het eens zijn.

Van de andere Scandinavische Mogendheden heeft Noorwegen het verzoek al weigerend beantwoord, het definitieve antwoord van Zweden is nog niet bekend.

Bron: Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Buitenlandse Zaken: A-dossiers, 1815-1940, nummer toegang 2.05.03, inventarisnummer 1443.

top