… / Nederland / Nederlandstalige rapporten / Marteling der Armeniërs in Turkije /
Derde deel: het karakter der gebeurtenissen
Marteling der Armeniërs in Turkije – derde deel
DERDE DEEL
HET KARAKTER DER GEBEURTENISSEN
De houding der Turken
Uit hetgeen wij in de voorgaande bladzijden hebben
medegedeeld blijkt ten duidelijkste dat de deportatie
van Armeniërs door niemand anders werd bevolen
en doorgevoerd dan door de Centrale Regeering
in Konstantinopel. Een zoo ingrijpende maatregel,
waarbij een landsuitgestrektheid van 880.000 vierkante
kilometers is betrokken, (Armenië, Kurdistan,
Klein-Azië, Noord-Syrië en Mesopotamië), d.w.z. een
gebied dat zoo groot is als Duitschland, Oostenrijk
en Zwitserland tezamen, kan onmogelijk een toevallige
en niet te ontdekken oorsprong gehad hebben.
In de Duitsche pers, die, bij gebrek aan eigen
berichtgevers of correspondenten, aangewezen was
op een meestal phantastisch zelfoordeel, is lang en
breed gesproken over het in Armenië aangerichte
bloedbad en de doorgevoerde deportaties, waarbij
oorzaken ten grondslag lagen, die te vergelijken
zijn met de Jodenvervolgingen in de Middeleeuwen.
“De Ottomaan is argeloos en goeds-
pagina 193
moeds”, schrijft Graaf Reventlow in de Deutsche
Tageszeitung, “hij is een uitnemend gebruiksvoorwerp
totdat op een gegeven oogenblik hij als het
ware omkeert en zich met geweld verzet tegen alles
wat hem zou hinderen. Hoe zeer dergelijke eigenhulp,
gezien vanuit het oogpunt der beschaving, ook te
betreuren is, toch ligt het voor de hand dat de
Armeniërs het minste recht hebben op het medelijden
en de deelneming van de geheele beschaafde wereld”.
Natuurlijk is het den schrijver onbekend dat 80% der
Armenische bevolking uit boeren bestaat, en dat die
boeren het waren die bij de wegvoering het allereerst
aan de beurt kwamen. Hebben die soms hun roofzuchtige
buren, de Kurden, uitgebuit? Trouwens,
alles wat in de Duitsche pers wordt medegedeeld
omtrent karakter en beteekenis van den Armenischen
handel, hetgeen dan nog meestal klakkeloos geschiedt
zonder een zelfstandig oordeel, berust in hoofdzaak op
een belachelijk spreekwoord, dat zoowel op Armeniërs,
als op Joden en Grieken werd toegepast. De vooropgestelde
meening, dat het bij de deportatie en
uitmoording van het Armenische volk in de allereerste
plaats ging om zelfverdediging bij den Turk,
is zóó absurd, dat weerlegging thans gevoeglijk
achterwege kan blijven.
Een betrekkelijk klein aantal binnenlandsche hoogstaande
ambtenaren, zooals de wali van Aleppo Djelal
Bey, de Wali van Smyrna Rachmi Bey, de Wali van
Erzeroem Djelal Bey, de Mutessarif van Malatia,
Nabi Bey en Reschid Pachja en vele andere districtshoofden
hebben zich, met of zonder gevolg, tegen
de wegvoering der Armeniërs verzet. De Turksche
pagina 194
bevolking die overal in vrede met de Armeniërs
leefde, had zich meermalen gekant tegen de maatregelen
van overheidswege genomen, en dikwijls bij
de bevoegde macht geprotesteerd.
Zoo had de bevolking van Erzeroem een smeekschrift
tot de Centrale regeering gericht. De Turken van
Alaschkert hadden getelegrafeerd naar Konstantinopel
om te protesteeren tegen de behandeling der Armenische
bevolking. De Turken in Wan hebben hun Armenische
medeburgers laten weten, dat zij niet anders
dan gedwongen waren tot het nemen van maatregelen
over te gaan en een protest van voorname Turken,
gericht tot de regeering, werd eenvoudig verdonkeremaand.
In onderscheidene streken van Nikodemiën
had de bevolking getracht de deportatie der
Armeniërs tegen te gaan. In Adabazar verzamelde zich
aan het station een groot aantal Mohammedanen,
teneinde het vertrek der Armeniërs te verhinderen.
Hetzelfde geschiedde in Mudania, waardoor het bevel
werd ingetrokken. In een dorp, in den omtrek
van Kaisarije, weigerden de Turken, die met de Armeniërs
in de beste verstandhouding leefden, hen te laten
gaan en zij vertelden den Kaimakam dat, indien de
Armeniërs zouden worden weggevoerd, de Turksche
dorpsgenoten met hen zouden gaan. Ook hier moest
de Kaimakam het bevel voorloopig terugnemen.
Het gepeupel in de steden heeft zich vele malen
aan de plundering der Armenische bevolking schuldig
gemaakt, maar dit geschiedde om de welkome
gelegenheid tot stelen die zich daarbij voordeed,
en in geen geval uit haat jegens de Armeniërs.
pagina 195
De regeering gaf bij al die plunderingen een kostelijk
voorbeeld door beslag te leggen op alle akkers,
huizen en meubilair, om die later tegen spotprijzen
te verkoopen.
Hetgeen geschiedt is, komt neer op een op grooten
schaal doorgevoerde expropriatie van anderhalf millioen
staatsburgers, die door hun taaie arbeidskracht en
uithoudingsvermogen het meest hebben bijgedragen
tot de kultuur en beschaving van het land.
De in Europa heerschende meening, dat de onderscheiden
godsdienstige sekten- en rassengemeenschappen
niet in vrede met elkaar konden leven, is
volkomen onjuist.
De bevolking had reeds eeuwen achtereen in de
beste verstandhouding geleefd. Evenals Christenen
en Mohammedanen in Bosnië en Herzegowina vreedzaam
bijeen wonen, kunnen ook de Arabieren en
Syriërs, Armeniërs en Kurden, Turken en Grieken,
Drusen en Maronieten in den besten vrede samenleven en
samenwerken. De oude regeeringswijsheid
van de Turksche Sultans bestond uit het: divide
et impera, een stelling die, stringent doorgevoerd,
het resultaat had dat de bevolking van Turkije
langzamerhand tot op een vierde van haar oorspronkelijke
zelfstandigheid werd teruggebracht.
De huidige maatregel van de Turksche regeering,
waardoor het reeds weinig bewoonde land opnieuw
aan een ontvolking bloot staat, is niet tot stand gekomen
door ophitsing van het eene volksdeel tegen
het andere, maar alleen door de regeering in Konstantinopel
geboden.
Wij hebben in onze mededeelingen herhaaldelijk
de bewering aangetroffen dat de Provinciale regee-
pagina 196
ring in hare wetgeving werd tegengewerkt of bevorderd
door organen van een neven-regeering, die, hoewel
niet verantwoordelijk, toch het karakter van een
hoogere macht droeg. Die neven-regeering was niets
anders dan het georganiseerde “Comité voor Eenheid
en Vooruitgang” , hetwelk, evenals vroeger het spionagesysteem
van Abdul-Hamid, de regeeringsmaatregelen
in het binnenland ten uitvoer brengt. Deze
organisatie is niet een partij in Europeeschen zin, zij
bestaat uitsluitend uit politieke leiders en agenten,
die geen volks massa achter zich hebben. Zij wordt
slechts gevormd uit een aantal Turksche intellectueelen
en hunne werktuigen. Voor de nederlaag
der Turksche oppositie in 1912 had de tegenwoordige
organisatie nog rekening te houden met den tegenstand
van de zijde der aanhangers van het Oud-Turksche liberalisme.
Vanaf dien tijd echter bezit die organisatie de alléénheerschappij
en zij zorgt ervoor dat bij de verkiezingen
alleen aanhangers van het Comité worden gekozen.
Een oppositie daartegen mist het Turksche parlement.
Hoewel de regeering, daarin gesteund door militaire
machthebbers, de onteigening en wegvoering der Armeniërs
heeft bewerkstelligd, was feitelijk het Comité
de ziel van al het gebeurde. Het zorgde ervoor dat
alles naar wensch geschiedde en dat nergens eenige
menschelijkheid of welwillendheid de te nemen maatregelen
in den weg stond. In t bijzonder beijverde,
het Comité zich om alle bruikbare elementen, Kurden
roovers en ontslagen gevangenen in benden te vereenigen,
als werktuig in de handen der Jong-Turksche
clubs.
pagina 197
De Turksche bevolking is onvoorwaardelijk vrij te spreken van een beschuldiging als zou zij zich hebben vergrepen uit zelfverdediging aan haar Armenische medebevolking, waarmede zij in vrede leefde. Het behoeft echter niet uitdrukkelijk te worden vermeld dat de systematisch georganiseerde Kurdenhorden en gevangenisbenden, die op de gedeporteerden werden losgelaten, naar hartelust hun moorden roofzucht bot vierden. Het grootste aandeel in deze massacres komt echter niet op rekening van deze onwettelijke elementen, maar moet worden gesteld op rekening der regeering en van hare organen: de gendarmerie en de Turksche militie-troepen.
pagina 198
II. Het Armenische patriarchaat
Een samenzwering en dan nog wel een “alle in
Turkije wonende Armeniërs omvattende samenzwering”
laat zich niet improviseeren. Zij moet van een
of andere zijde georganiseerd zijn, die alle draden
door het groote rijk van de hoofdstad tot de Kaukasus
en van de Zwarte Zee tot Cilicië en Mesopotamië
in de hand had. De onderneming had te
zorgvuldiger voorbereid moeten zijn, daar de oorlogstijd
zonder beding het ongunstigste tijdstip voor een
Armenische revolutie ware geweest. Het weerbare
deel der mannelijke bevolking was voor het leger
opgeroepen, de overige mannen, die werken konden,
werden voor dienst op de wegen of voor het dragen
van lasten gebruikt. Het land stond onder de krijgswet
en het Turksche leger was gemobiliseerd. Ongeregelde
troepen trokken door het land, de Mohammedaansche
bevolking was gewapend, de Armenische
ontwapend. Zouden de in de dorpen en steden
achtergebleven vrouwen en kinderen, zieken en grijsaards
en het kleine overschot der mannelijke bevolking,
dat zich vrijgekocht had of als voor de dienst
pagina 199
ongeschikt achtergebleven was, een revolutie in elkaar
kunnen zetten? Het zou de dwaasheid gekroond zijn
geweest.
De kerkelijke organisatie van het Armeensche volk
rust op oude staatsrechtelijke grondslagen, die sedert
den tijd der verovering door de Turken niet zijn
aangetast. Het patriarchaat vertegenwoordigt ook in
de burgerlijke betrekkingen het Armeensche volk bij
de Porte. Naast het patriarchaat staat als vertegenwoordigend
lichaam de Armenische volksvergadering.
Hoewel de vertegenwoordigers daarvan uit alle deelen
van het rijk gekozen worden, is zij toch in wezen
slechts een vertegenwoordiging van de bezittende
klasse van Konstantinopel. Van haar 160 leden zijn
reglementair 120 vertegenwoordigers der hoofdstad
en 40 der provincie. Maar ook deze 40 vertegenwoordigers
der provincie werden vanwege de moeilijke
reisverbindingen met het binnenland, uit de
intellectueelen van Konstantinopel gekozen. Het
karakter van het patriarchaat met zijn kerkelijke
organisatie en evenzeer het karakter van een op
boven beschreven wijze samengestelde volksvergadering,
is natuurlijk conservatief. Wanneer van de zijde
der Armenische politici op de houding van het
patriarchaat critiek werd uitgeoefend, dan lag deze
altijd in die lijn, dat de patriarchen meer het karakter
droegen van Ottomaansche staatsambtenaren dan van
vertegenwoordigers des volks en dus de volksvergadering,
ook waar het ging om belangrijke belangen
van het Armeensche volk, te volgzaam en toegevend
tegenover het heerschend régime was. De tegenwoordige
patriarch was vóór zijn verkiezing bisschop
pagina 200
van Diarbekir en stond bekend als een voortreffelijk herder zijner parochiën. Hem was boven andere candidaten, die een meer politiek karakter hadden, de voorkeur gegeven, wijl men voor de vredesaera na den Balkankrijg meer aan de kerkelijke dan, aan de politieke taak van het patriarchaat dacht. Mgr. Sawen is, wat heel zijn karakter betreft, zoo ver verwijderd van een politiek intrigant als maar mogelijk is. Zwaar heeft hij onder het lot, dat zijn volk en kerk trof, geleden, evenwel is nooit de gedachte bij hem op gekomen tegen het gewelddadig optreden der regeering verzet te organiseeren. Alle in zijn macht liggende stappen heeft hij gedaan en hij heeft den ongelukkigen toestand van zijn volk gedurende den oorlog zóó lang in ernstige verzoeken aan het ministerie voorgedragen, tot zich de deuren voor hem toesloten en hij zich van de volkomen machteloosheid van zijn ambt overtuigen kon. Zelfs niet de geringste op de kerkelijke verzorging der gedeporteerden betrekking hebbende wenschen, b.v. het zenden van priesters naar de verbanningsoorden met de voor de vervulling der kerkelijke gebruiken noodzakelijke benoodigdheden, werden toegestaan. Hij moest het rustig mede aanzien, dat gelijktijdig met de vernietiging des volks de rechten van het patriarchaat buiten werking werden gesteld en de kerkelijke organisatie der Armeniërs te niet gedaan werd. De hier volgende lijst van kerkelijke waardigheidsbekleeders, die in den loop der massa-moorden en deportaties uit den weg werden geruimd, zegt meer van het lijden van het patriarchaat dan verdere uiteenzettingen, welke dan ook, zouden vermogen.
pagina 201
LIJST DER KERKELIJKE WAARDIGHEIDSBEKLEEDERS
1. Diarbekir: De Wartabed (Archimandrit) Tschekklarian – levend verbrand.
2. Ismid: De Aartsbisschop Hovagim – verbannen.
3. Armasch: De Bisschop Mesrop, abt van het klooster Armasch – verbannen.
4. Brussa: De Wartabed Taniklian – in de gevangenis gezet.
5. Kaisarije: De Bisschop Behrigian – in de gevangenis gezet.
6. Siwas: De Bisschop Knel Kalzmskrian – vermoord.
7. Urfa: De Wartabed Kasparian – verbannen.
8. Distrit Schabin - Karahissar: De Wartabed Torikian – opgehangen.
9. Samsun: De Wartabed Hammazasz – weggevoerd.
10. Trapezunt: De Wartabed Turian – in de gevangenis gezet.
11. Baiburt: De Wartabed Hazarabedian – opgehangen.
pagina 202
12. Kemach: De Wartabed Hemayak – weggevoerd.
13. Kharput : De Wartabed Korenian – vermoord.
14. Tscharsandjak: De Wartabed Nalbandian – opgehangen.
15. Aleppo: De Bisschop Nerses Danielian – weggevoerd.
16. Bitlis: De Wartabed Kalenderian – weggevoerd.
17. Erzeroem : De Bisschop Saadedian – vermoord.
Van de kerkelijke waardigheidsbekleeders uit de
overige parochiën ontbreken nadere berichten. Van
17 prelaten werden 7 gedeporteerd, 3 gevangen genomen,
3 opgehangen, 3 vermoord en 1 levend verbrand.
Het lot van de overigen zal niet veel beter
geweest zijn.
III. Gedwongen bekeeringen tot den Islam
Een karakteristiek verschijnsel, dat zich ten tijde
van de moordpartijen van Abdul Hamid van 1895/1896
en gedurende de Cilicische massa-moorden van 1909
op dezelfde manier afgespeeld heeft, zijn de
massa-bekeeringen tot den Islam, die, natuurlijk, al werden
ze daarvoor ook uitgegeven, niet vrijwillig waren
pagina 203
Men ontmoet vaak de meening, dat de dwangbekeeringen
niet als Christenvervolgingen kunnen worden
beschouwd, omdat ze politieke doeleinden hebben, in
dit geval de verturking der niet-Turksche onderdanen
van Turkije. Men moet echter wel een slecht kenner
der kerkgeschiedenis zijn, wanneer men zou aannemen,
dat er ooit Christenvervolgingen zijn gevoerd,
die geen politiek doel nastreefden. Het misbruik van
den godsdienst voor politieke doeleinden is de wortel
en het wezen van alle godsdienstige vervolgingen.
Daarom zal men ook in dit geval niet kunnen bestrijden,
dat de gedwongen bekeeringen tot den Islam
alle kenteekenen eener Christenvervolging dragen.
Onder welke omstandigheden hadden toch die gedwongen
bekeeringen plaats?
De eenige mogelijkheid om aan de deportatie te ontkomen
was in vele gevallen de overgang tot den Islam.
Daar deportatie meestal hetzelfde beteekende als
massa-moord en voor het minst de mannen, zoodra
zij op weg waren, een zekeren dood tegemoet werden
gedreven, de jongere vrouwen en de meisjes
van tien jaar en daarboven er op rekenen moesten in
Turksche harems en Kurdendorpen binnengesleept
te worden, waar ze natuurlijk tot den Islam moesten
overgaan, lag de verzoeking voor de hand, door aanvaarding
van den Islam aan dood en schande te ontkomen.
Uit alle wilajets zijn er berichten afkomstig, dat
de Turksche overheden zelf dezen uitweg aanboden en
dat in den regel alle Christenen, die zich bereid verklaarden
tot den Islam over te gaan, van deportatie en
moord verschoond bleven. Er werden ook andere
dwangmiddelen toegepast om den overgang tot den
pagina 204
Islam te bewerkstelligen, b.v. uithongering of bedreiging
met den dood. Om het karakter der gedwongen
bekeering verborgen te houden werden zeer
dikwijls aan de bekeerlingen stukken voorgelegd, op
welke zij door hun onderteekening te betuigen hadden,
dat zij vrijwillig waren overgegaan. Na den
massa-moord van Adana in het jaar 1909 was de
regeering onder den druk der Europeesche mogendheden
genoodzaakt geworden, den terugkeer der aldus
tot bekeering gedwongen Christenen te bevelen en
zelfs op het achterhouden van Christelijke kinderen
in Mohammedaansche huizen een straf te stellen.
Van daar, dat men zich moeite gegeven heeft het
dwangkarakter van den overgang zooveel mogelijk
te verbergen en door stelselmatige uithuwelijking
van Christelijke meisjes en vrouwen aan Mohammedaansche
mannen, ja, zelfs door gedwongen uitruiling
van vrouwen tusschen Christenen en Mohammedanen
den terugkeer tot de Christelijke belijdenis bij voorbaat
te verijdelen. Op schandelijke wijze werden ook
vele jonge Armenische vrouwen, wier mannen in het
Turksche leger dienden, door deze afwezigheid gedwongen
met Mohammedaansche mannen te huwen.
De Mohammedaansche veelwijverij veroorlooft het
dergelijke maatregelen op groote schaal uit te voeren.
De mannen, die tot den Islam overgingen, werden
besneden en kregen Mohammedaansche namen.
Karakteristieke voorbeelden, waarvan er eenige
reeds in onze mededeeling van de feiten vermeld werden,
mogen het bovengenoemde toelichten.
In Samsun, de voornaamste kustplaats aan de
Zwarte Zee, heeft de Mutessarif (regeeringspresident)
pagina 205
de voornaamste Armeniërs der stad te eten genoodigd
en hen aangemaand tot den Islam over te
gaan. Op den dag, waarop het bevel tot deportatie
gegeven werd, trok men in de stad Samsun om de
Christelijke en Mohammedaansche stadswijken een
cordon, en werd door een omroeper bekend gemaakt,
dat wie den Islam aannam, daar blijven kon.
Degenen, die daartoe bereid waren, konden het cordon
passeeren, de overigen werden gedeporteerd.
In Meraiwan werd gedurende de toebereidselen
tot de deportatie bekend gemaakt, dat, wie den
Islam aannam, deportatie zou ontgaan en vreedzaam
tehuis zou mogen blijven.
De bureaux van de ambtenaren, die van de verzoeken
proces-verbaal opmaakten, waren vol lieden,
die tot den Islam wilden overgaan. Zij deden het
ter wille hunner vrouwen en kinderen, in de veronderstelling,
dat het slechts een kwestie van tijd
was, waarna terugkeer voor hen weer mogelijk zou
worden.
In Zile trachtte men de vrouwen en kinderen,
nadat men de mannen gedood had, door honger
gedwee te maken. Dagen lang liet men ze in het
vrije veld zonder voedsel. Toen men bij den oproep
tot den Islam over te gaan, van alle vrouwen vastberaden
tegenstand ontmoette, stak men met de
bajonet de moeders neer voor de oogen harer kinderen.
Duitsche Roode Kruis-zusters berichten, dat in Gemerek
30 der knapste jonge vrouwen en meisjes bijeen
gebracht waren en voor de keuze gesteld werden: “Of
gij wordt Mohammedaansch, of gij sterft!” Op het
antwoord: “Dan sterven wij,” werd naar den Wali in
pagina 206
Siwas getelegrafeerd, die den raad gaf deze meisjes
en vrouwen, waarvan er vele in Amerikaansche scholen
zijn opgevoed, onder de Mohammedanen te verdeelen.
Dergelijke voorbeelden worden uit alle wilajets
gemeld. Dikwijls werd de overgang van enkelen
afgewezen en verlangd, dat zich minstens honderd
tegelijk bekeeren moesten, wilde men van deportatie
verschoond blijven. Hier en daar werd de overgang
wel is waar door de overheid aangenomen, maar
de wegzending volgde ondanks dat toch.
Nauwkeuriger berichten zijn beschikbaar uit de
kuststeden der Zwarte Zee.
Bloedverwanten en vrienden in Konstantinopel van
Armeniërs uit de provincie ontvingen ten tijde van
de wegvoering uit Trapezunt, Samsun, Unjek, Ordu,
Amasia en andere steden telegrammen, die luidden:
“Hak dini kabul etdik”, (wij hebben het ware geloof
aangenomen). Brieven en briefkaarten kwamen van
de post terug met de aanmaning, als adres in plaats
van den vroegeren Christelijken naam den nieuwen
Mohammedaanschen naam te schrijven. Uit Samsun
kwamen afzonderlijk de volgende adresveranderingen:
Mihran Dawidjan heet Dáud Zia. Agob Gjidschian heet Osman Zureya.
Garabed Kilimedschian heet Hodi Efendi.
Howsep Dawidjan heet Zia Tutuoglu.
Uit Unjeh: Tschakarian en Zonen heeten Schakir-Zadeh
Fehmi we Machdumlar.
Kazarjan heet Abdul Medschid.
Een zekere Tschakirian van Ordu telegrafeerde
pagina 207
aan zijn broeder: “Ik heb het ware geloof aangenomen,
ik bid u, doe hetzelfde. Uw broeder Mehemed”.
Hetzelfde telegrafeerde hij aan zijn zoon met de
onderteekening Schakir-Zadeh.
Toen de koopman Harutiun Torikian, een Protestant,
aangemaand werd Mohammedaan te worden,
gaf hij ten antwoord: “Jong heb ik geloofd, zal
ik nu, waar ik oud geworden ben, verloochenen?
Voor dit uur heb ik geleefd.” Hij werd weggevoerd
en gedood. Evenals hij hebben velen duizenden
dood of verbanning gekozen boven afval van het
Christendom.
Het aantal der gedwongen of onder den druk der
overheid en van den noodtoestand plaats gehad
hebbende bekeeringen, zal eerst na den oorlog te
berekenen zijn, wanneer uit alle Turksche gebieden
informaties kunnen worden ingewacht. Tot op heden
zijn slechts opgaven uit de kuststeden van het Wilajet
Trapezunt ter beschikking. Zoo werden in de stad
Trapezunt 200, in Kerasunt 160, in Ordu 200, in
Samsun 150 gezinnen tot overgang naar den Islam
gedwongen. In Arabkir moet zich de geheele bevolking
door overgang tot den Islam van de dreigende
deportatie onttrokken hebben. Uit het Wilajet Karput
zijn er berichten, dat daar het aantal gedwongen
bekeeringen buitengewoon groot is. Ook de Amerikaansche
consul in Karput neemt aan, dat alle daar
nog gebleven vrouwen en kinderen gedwongen zijn
geworden den Islam te omhelzen.
Voor gedwongen bekeerlingen heeft men ook de
jonge vrouwen en jonge meisjes te houden, die naar
Turksche harems of Kurdendorpen zijn gevoerd.
pagina 208
Uit alle berichten, die den toestand der karavanen
beschrijven, welke uit het noorden naar het zuiden
gehaald zijn, blijkt, dat tot de kinderen beneden
tien jaar, alle jonge meisjes onderweg verdwenen en
ook van de jongere vrouwen de meerderheid geroofd
geworden zijn. In de steden, die men doortrok, heeft
men, gelijk herhaaldelijk bericht werd, de Mohammedaansche
bevolking gelegenheid gegeven, zich de
schoonste van de meisjes uit te zoeken, ja zelfs
na door artsen haar waarde te hebben laten onderzoeken.
De kinderen werden of door de gendarmen
verkocht, of door de moeders weggegeven, om hun
leven te redden. De karavanen der gedeporteerden
waren wandelende slavenmarkten. Vele vrouwen en
meisjes, hebben zich aan haar schande door den
dood onttrokken.
Eenige heldhaftige gevallen werden verteld, o.a. dat
vrouwen in het water sprongen of zich het leven
benamen om niet onteerd te worden of den Islam te
moeten omhelzen.
Een Armeniër stak met eigen hand zijn huis aan
en liet zich met zijn gezin verbranden, opdat zij niet
onteerd of tot overgang gedwongen zouden worden.
Een kijkje op de wijze, hoe vrouwen en kinderen
tot den Islam werden gebracht, geeft het bericht der
Armeensche weduwe uit Baiburt op blz. 67-69. Zij
kwam een trein van 50 tot 60 wagens tegen met
30 Turksche officiersweduwen, waarvan een zich de
grap veroorloofde met een revolver de eersten de
besten Armeniër neer te schieten. Ieder van die
Turksche vrouwen had 5 of 6 Armenische meisjes
van 10 jaren of daarbeneden bij zich. De Armeensche
pagina 209
weduwe kan haar dochters voor hetzelfde lot slechts
bewaren door zich bereid te verklaren met haar
dochter tot den Islam over te gaan. Zij werd mede
op de wagen geplaatst en onmiddellijk veranderde
men haar Christelijken naam in het Mohammedaansch
en begon men haar in de Mohammedaansche gebruiken
te onderrichten.
De druk, die op de Christelijke bevolking werd
uitgeoefend, om haar te bewegen den Islam te omhelzen,
had nergens plaats van de zijde der Mohammedaansche
bevolking; ja zelfs niet eens van de
Mohammedaansche geestelijken, doch uitsluitend van
de zijde der regeering. Het waren vooral de autoriteiten,
die er naar streefden, de bekeeringen tot den
Islam den schijn van vrijwilligheid te geven. Door
een vertrouwelijke beschikking van de keizerlijke
Ottomaansche regeering werd aan de plaatselijke overheid
in het binnenland bevolen de overgeblevenen
van het Armeensche volk er toe te brengen, dat zij een
schrijven zouden teekenen, waarin om de bijzondere
genade gesmeekt werd tot den heiligen godsdienst
van den Islam te mogen overgaan. Alle die weigerden
zouden gedeporteerd worden.
Het aantal der Armenische en Syrische Christenen,
die tijdens de verschillende deportaties gedwongen
werden den Islam aan te nemen, zal voor het einde
van den oorlog met geen benadering vast te stellen
zijn. Men moet het echter voor zeer aanzienlijk
houden, daar alle geroofde meisjes, vrouwen en kinderen
door de Turken zonder meer als Mohammedanen
werden behandeld.
In de steden en dorpen werden na de verdrijving
pagina 210
der Armeniërs de Christelijke kerken in moskeeën veranderd
of voor andere doeleinden gebruikt. In Termeh,
tusschen Samsun en Unjeh, werden na de verandering
der kerk in een moskee de Armenische priesters bij
wijze van bespotting in een turban gewikkeld. Toen
moest hij het Mohammedaansche gebed uitspreken en
er een Mohammedaansche godsdienstoefening houden.
In Erzeroem werd ook de roomsche kerk in een
moskee veranderd.
In Erzingjan maakte men van de Armenisch-Gregoriaansche
kerk een openbare privaat. In Hasni-Manzur
werd de kerk geplunderd en de kelk in het
privaat geworpen. De gendarmen trokken de gewaden
der geestelijken aan en bedienden onder godslasteringen
de mis. De priester werd in de gevangennis
geworpen en gefolterd.
In Angora werd de verjaardag van den sultan gevierd
met de besnijdenis van 100 (meest roomsche)
knapen, allen gedwongen bekeerlingen.
Naar de jongste berichten luiden, zijn in het jaar
1917 vele duizenden vrouwen en grijsaards uit de
concentratie-kampen vrijgelaten tot arbeid aan de
wegen in Mesopotanië, nadat zij te voren gedwongen
waren een bewijs te teekenen, dat zij vrijwillig tot
den Islam overgegaan waren.
Bovenstaande feiten zullen voor diegenen, die den
laatsten tijd de verdraagzaamheid van den Islam
niet genoeg konden roemen, een wreede ontnuchtering
zijn.
pagina 211
REISAANTEEKENINGEN VAN EEN
DUITSCH SPOORWEGBEAMBTE 1)
Van den 28sten Juli tot den 20sten Augustus maakte
ik een reis naar Marasch. Te Beschgös, tusschen
Killis en Aintab, hadden de bewoners van het dorp
het druk over de verdrijving der Armeniërs die den
volgenden dag te Aintab beginnen zou. Een welgekleed
persoon mengde zich in de conversatie. Hij
zag er uit als een Tcherkes in zijn half civiele, half
militaire uniform. Hij vroeg: “Uit welke wijk van
de stad vertrekken zij? Welken weg zullen zij volgen?
Wat zijn het voor soort lieden? Hebben zij
eenige bezittingen?” Toen een der aanwezigen hem
vroeg of hij een civiel of een militair was, antwoordde
hij lachend: “Is er een betere gelegenheid
dan deze om militair te worden?” Dit grove personnage
had een les verdiend, die hij niet gauw vergeten
zou hebben. Maar ik hield mij in en zweeg; hem
te behandelen zooals hij verdiend had zou een Duitscher
tot oneer gestrekt hebben. Op mijn terugreis
hoorde ik dat de eerste gedeporteerden van Aintab,
die bijna allen tot de gegoede klassen behoorden,
volkomen uitgeplunderd waren, wat mij van verschillende
kanten verzekerd werd en door de autori-
1) Uit het bericht zijn eenige politieke zinspelingen weggelaten.
pagina 212
teiten bevestigd, met wie bovengenoemd twijfelachtig
personnage zeer zeker in verband stond.
Te Karaböjuk, tusschen Aintab en Marasch, ontmoette
ik 40 vrouwen en kinderen, en 5 of 6
mannen. Vóór hen uit, ongeveer op een afstand van
200 meters, liepen een honderdtal nieuw aangeworven
soldaten. Onder de vrouwen bevond zich een
jong meisje, dat gedurende verscheidene jaren gouvernante
bij eene Duitsche familie geweest was; zij was
nauwelijks hersteld van een ernstige typhus. De
vrouwen wilden dat meisje en een jonge vrouw, wier
man soldaat te Damas was, absoluut dien nacht bij
zich hebben. Mohammedaanschne muildierdrijvers moesten
tot drie keer toe die vrouwen verdedigen, en
de mannen tegenhouden.
Den 6den Augustus werd het Armenische dorp
Fundaschak bij Marasch, met zijn 3.000 inwoners
totaal verwoest. De bevolking, die bijna uitsluitend
uit muildierdrijvers bestond, had de laatste drie
maanden een groot aantal Armeniërs naar de Euphraat
moeten vervoeren. Zij hadden met eigen oogen
de lijken in de rivier gezien, en waren getuigen geweest
van den verkoop van vrouwen en jonge meisjes,
en van de geweldadigheden waaraan deze blootstonden.
In een Amerikaansche school te Marasch, heb ik
meer dan 100 verminkte vrouwen en kinderen gezien,
wien armen of beenen afgehouwen waren, of op andere
wijze verminkt waren, waaronder kinderen van één
en twee jaar.
Den 14den Augustus werden er te Marasch 34
Armeniërs gefusilleerd; daaronder waren twee kin-
pagina 213
deren van twaalf jaar. Den 15den Augustus werden
er 24 gefusilleerd, en 14 werden er later opgehangen.
De 24 gefusilleerden werden aan elkander bevestigd
door een zwaren ketting om de hals. In tegenwoordigheid
van de Mohammedaansche bevolking, werden zij
achter het Amerikaansche college terecht gesteld. Ik
heb met eigen oogen gezien hoe stuiptrekkende stervenden,
om nog niet van lijken te spreken, overgeleverd
waren aan de mishandelingen van een barbaarsche
bevolking; men trok hen aan handen en
voeten, en om de Mohammedaansche menigte te
amuseeren schoten de agenten van politie en de gendarmen
een half uur lang hun revolvers af op de
vreeselijk verminkte lijken.
Op den weg van de stad naar onze hoeve, heb
ik bij de huizen op een mesthoop een menschenhoofd
gezien, dat tot mikpunt diende der Turksche kinderen.
Gedurende mijn verblijf in Marasch werden er
dagelijks Armeniërs door de burgers afgeranseld, en
hun lijken bleven heel den dag in het riool, of waar
ook, liggen.
Te Marasch zeide Kadin Pascha mij: “Ik weet dat
in de streken van het 4de leger, op bevel van de
autoriteiten, heel de manlijke bevolking gedood is.”
Den 20sten Augustus 1915, 's avonds om 6 uur,
werd er te Marasch aangekondigd, op bevel van den
wali van Adana, dat tegen Zaterdag twaalf uur de
mannelijke bevolking boven vijftien jaar, zegge 5 à
6.000 mannen, zich buiten de stad gereed moest
houden om te vertrekken. Een ieder die na twaalf
uur in de stad werd aangetroffen, zou zonder verdere
formaliteiten worden afgemaakt. Iedereen wist wat dit
pagina 214
bevel van de overheid beteekende, en wij doorleefden
uren van een vreeselijke paniek. Op het laatste
oogenblik werd het bevel van den wali gewijzigd,
dank de tusschenkomst van den zeer humanen gouverneur
van Marasch, in dien zin, dat de mannen
met hun gezinnen vertrekken mochten. Den 28sten
Augustus had de wali nog de kerkelijke autoriteiten
laten roepen om hun te verzekeren dat de Armeniërs
niet weggejaagd zouden worden. Zonder eenige voorbereidselen
te hebben kunnen maken, moesten deze
ongelukkigen het bevel gehoorzamen.
In het dorp Böveren, bij Albistan, werden alle inwoners,
82 in getal, gedood; een kind van twaalf
jaar dat in het water sprong, werd gered.
In de buurt van Zestaan werden de bewoners van
een dorp waar de pokken heerschte, ontvoerd. De
pokkenlijders, waarvan er verscheidene blind waren door
de pokken, werden te Marasch naar khans gebracht,
waar reeds gedeporteerden van andere streken waren.
Te Marasch zag ik een karavaan van ongeveer 200
personen waaronder verscheidene blinden. Een vrouw
van ongeveer 60 jaar hield een meisje op den arm,
dat lam geboren was. Allen gingen te voet. Na een
uur loopen viel een man dicht bij de brug van Erkeness;
hij werd beroofd en gedood. Vier dagen
later, zagen wij zijn lijk nog in de sloot.
Gisteren avond maakte ik een visite bij een kennis.
Een moeder met haar kind, die uit Siwas verjaagd
waren, logeerden er; het waren de overlevenden
van een familie van 26 personen, die drie maanden
geleden uit Siwas verjaagd waren en onlangs te
Marasch waren aangekomen.
pagina 215
Te Aintab heb ik het geschreven bevel van den
gouverneur gezien, waarin het den Muzelmannen verboden
werd om ook maar iets aan de ontvoerde
Armeniërs, die de stad doortrokken, te verkoopen.
Dezelfde gouverneur liet maatregelen nemen om de
karavanen aan te vallen! Twee karavanen werden
tot op het hemd toe geplunderd.
Te Airan Punar, 12 uren van Marasch, werden
2000 gedeporteerden uit Gürün geplunderd door acht
struikroovers, waarvan enkelen een officiersuniform,
anderen dat van een soldaat droegen. Te Kysyl
Getschid, 1½ uur van Airan-Punar, scheidden de
gendarmen de mannen van de vrouwen. De vrouwen
werden totaal uitgekleed en beroofd; vier vrouwen
en twee meisjes werden meegenomen en gedurende
den nacht verkracht; vijf kwamen er den volgenden
dag terug. In een bergengte van de Engissek-
Dagh werd de karavaan geheel uitgeplunderd door
Kurden en Turken; 200 personen werden gedood,
70 ernstig gewond en achter gelaten, en 50 personen
gewond en meegevoerd met de karavaan. De 2500
lieden, die te Karaböjuk waren, heb ik opgezocht.
Zij verkeerden in een allertreurigsten onbeschrijfelijken
toestand. Een uur van Karaböjuk lagen twee mannen
onderweg, de een met twee sabelhouwen, de
ander met zeven. Verderop bezweken twee uitgeputte
vrouwen, nog verder vier anderen; daaronder een
meisje van 17 jaar, met een in lompen gewikkeld
kind van twee dagen in de armen. Een man van
60 jaar onderweg achtergelaten, met een diepe dolkwond
van een vinger lang en twee breed midden in
het gezicht, zeide mij dat hij Gürün verlaten had
pagina 216
met 13 beesten. Al deze dieren en al zijn koopwaren
waren hem te Airan-Punar ontnomen en hij had
zich te voet voortgesleept tot op een uur afstand van
Karaböjuk, waar hij van uitputting flauw was gevallen.
Al deze lieden hadden het goed gehad, men
schat de waarde der beesten en koopwaren en van
het gestolen geld op meer dan 60.000 gulden. Die
onderweg bezweken, werden achtergelaten; men zag
de lijken langs beide kanten van den weg. In deze
karavaan van 2.500 personen onderscheidde ik niet
meer dan 30 à 40 mannen. De mannen boven de
15 jaar, werden vóór de vrouwen weggevoerd en waarschijnlijk
gedood. De ongelukkigen werden met opzet
naar gevaarlijke en afgelegen wegen gedreven; in
plaats van den directen weg naar Marasch te nemen
die 4 dagen duurde, deed men er meer dan een
maand over. Zij reisden zonder vee, zonder deksel,
zonder voedsel; één keer per dag kregen zij een
broodje dat niet toereikend voedsel verstrekte voor
één dag; 400 lieden van deze karavaan, Protestanten,
bereikten Aleppo; er stierven er dagelijks twee of drie.
De aanval te Airan-Punar geschiedde met toestemming
van den Kaimakam van Albistan, die zich
2000 gulden had laten betalen door de Armeniërs,
met de belofte dat hij zorgen zou dat zij veilig te
Aintab aankwamen. De Kaimakam van Gürün nam
10.000 gulden aan voor dezelfde belofte. Ik heb een
man, die met andere lieden inde konak te Gürün
zat, dien som aan den Kaimakan zien storten. Bij
Aintab werden verscheidene vrouwen uit de karavaan
verkracht, gedurende den nacht, door personages uit
Aintab. In den aanval op Airan-Punar, werden mannen
pagina 217
aan boomen vastgebonden en in brand gestoken.
Gedurende den exodus van Gürün riepen de
mollah's van de hooge daken der Christelijke kerken
de Muzelmannen tot het gebed op. Een ooggetuige
vertelde nog van den twist van twee broeders in de
buurt van Airan-Punar over de buit. De een zeide
aan den ander: “Voor die vier pakken heb ik 40
vrouwen gedood.”
Een Muzelman, Hadji genaamd, dien ik sinds verscheidene
jaren te Marasch gekend had, vertelde
mij het volgende: “Te Nissibin bevond ik mij
met muildierdrijvers in een khan, waarvan de deuren
gesloten waren; verschillende jonge vrouwen
uit Farnus werden er dien nacht verkracht door de
gendarmen, die de karavaan vergezelden en ook door
civielen.” Te Aintab zeide een Mohammedaansche
Agha in mijn bijzijn, op het bureau van politie tegen
een Armeniër: “Hier en daar zijn brieven gevonden.
Wat heb je met die kwestie uit te staan? Ik heb
je al dikwijls gezegd dat je Muzelman moest worden;
als je naar mijn raad geluisterd had, zou je volk
al de onaangenaamheden misgeloopen zijn, waaraan
het thans is blootgesteld.”
Van de 18.000 gedeporteerden van Karput
en Siwas, kwamen 350 vrouwen en kinderen te Aleppo
aan, en van de 19.000 uit Erzeroem, één ziek
kind, 4 jonge meisjes en 6 vrouwen. Een karavaan
van vrouwen en jonge meisjes moest den weg van
Ras-el-Ain naar Aleppo, 65 uren langs den spoorweg,
te voet afleggen, hoewel de treinen die voor het
vervoer van troepen dienden, leeg terug kwamen.
Mohammedaansche reizigers, die dezen weg gevolgd
pagina 218
hebben, vertellen dat de weg onbegaanbaar is door
het kolossale aantal lijken dat er langs beide kanten
van den weg ligt en daar een verpestende stank verspreidt.
Van degenen die te Aleppo verblijven, zijn er
tot nu toe 100 à 200 gestorven tengevolge van de
vermoeienissen van de reis. Als de uitgehongerde en
uitgemergelde vrouwen en kinderen te Aleppo aankomen,
vallen zij als beesten op het voedsel aan.
Maar bij de meesten werken de inwendige organen
niet meer, zoodat zij na een paar happen de lepels
weg werpen. De overheid heeft beweerd dat er voedsel
verstrekt werd aan de gedeporteerden: de bovengenoemde
karavaan uit Karput heeft in drie maanden
tijd maar één maal brood gekregen.
Niet alleen dat de overheid niet de minste zorg
draagt voor deze ongelukkigen, maar zij laat ook toe
dat zij van alles beroofd worden. Te Ras-ul-Ain is
een karavaan van 200 vrouwen en jonge meisjes
aangekomen die totaal naakt waren; schoenen, hemd,
alles was hun ontnomen, en vier dagen lang had
men hen naakt aan een zonnewarmte van 40° in de
schaduw blootgesteld aan de spot en geestigheden
van de soldaten die hen vergezelden. M... vertelde
dat hij een stoet van 400 vrouwen en kinderen in
denzelfden toestand gezien had. Als de ongelukkigen
een beroep deden op het gevoel van medelijden der
ambtenaren, werd hun geantwoord: “Wij hebben het
formeele bevel gekregen om u aldus te behandelen.”
In het begin werden te Aleppo de dooden in kisten,
door de Armenische kerk verschaft, naar het kerkhof
gebracht. Dragers belastten zich er mee en
kregen 2 piasters voor iederen doode. Toen er geen
pagina 219
dragers genoeg waren, brachten de vrouwen zelf
hun dooden naar het kerkhof; kleine kinderen werden
op den arm gedragen, grooteren op een zak die
vier vrouwen aan de punten vasthielden. Ik heb
dooden gezien die op die wijze op een ezel geladen,
naar hun laatste rustplaats vervoerd werden. Een
kennis van mij heeft een lijk aan een stok bevestigd
gezien, die door twee mannen gedragen werd. Een
ander heeft een ossenwagen vol lijken de richting
van het kerkhof zien opgaan. De kar met twee wielen
kon de nauwe poort van het kerkhof niet door. De
vrachtrijder keerde zijn kar om en leegde den inhoud;
daarop sleepte hij de dooden aan armen en beenen
naar de kuil. Soms kwamen er vijf of zes karren
per dag aan. Op een Zondag heb ik in een khan,
die als hospitaal dienst deed, 30 lijken gezien op een
plaats van 20 meters breed en 40 lang. Men had er
dien dag reeds een twintig begraven. Die 30 lijken
bleven er tot den avond. Mijn vrouw liet ze in de
duisternis begraven en gaf iederen drager daarvoor
± een rijksdaalder. De lijken waren reeds in zulk
een staat van ontbinding, dat de huid van het lijk
aan de handen van de dragers bleef kleven. Onder
de brandende zon waren ongeveer 1000 lijken, stervenden
en zieken opeengehoopt.
Het was een afschuwelijk schouwspel dat ik te voren
nooit gezien had, zelfs dien zomer in Marasch niet,
toen ik getuige was geweest, zooals ik verteld heb,
van de terechtstelling van 24 Armeniërs.
De ongelukkigen leden bij na allen aan diarrhee.
Er waren gootjes in de plaats gegraven waar de
stervende lagen, met den rug naar het gootje, om de
pagina 220
uitwerpselen op te vangen. Als er een stierf werd
zijn plaats dadelijk door een ander ingenomen. Dikwijls
werden menschen die nog teekenen van leven
gaven voor dood naar het kerkhof gebracht; zij
werden dan apart gezet tot de dood zijn werk voleindigd
had. Een jong meisje kwam zoo spoedig bij,
dat men haar naar de stad kon brengen en een man,
die den vorigen avond begraven was, vond men den
volgenden dag op zijn graf gezeten; in de haast had
men hem slechts met weinig aarde bedekt. Te Tel-Abiad
heeft X. open graven gezien met 20 à 30 lijken;
als de kuil vol was, wierp men er eenige schoppen
aarde op. X. zeide dat de stank zoo ontzettend was
dat men onmogelijk in de buurt kon blijven; en dicht
bij het kerkhof kampeerden de vluchtelingen. Van
de 35 weezen die naar een kamer gebracht werden,
stierven er in een week te Alem 30, bij gebrek aan
zorg. X. vertelt dat hij op zijn terugreis onderweg
overal lijken gezien heeft; een Kurd had er zich
tegenover hem op beroemd, dat hij 14 kinderen
gedood had.
Zondag den 12den Augustus 1915 had ik iets te doen
aan een station tusschen Damascus en Aleppo, en zag
ik hoe duizend vrouwen en kinderen in beestenwagens
opgepropt waren.
Bij ons in Duitschland hebben de dieren recht op
meer plaats dan dien ongelukkigen werd toegestaan.
90% van die stakkers waren reeds door den vinger
des doods gemerkt. Er waren lieden onder, die men
waarlijk den tijd niet liet om te sterven. Den vorigen
dag had men een karavaan getransporteerd; den
volgenden morgen vond men twee kinderen die onder
pagina 221
het “laden” bezweken waren en wier lichamen in
den wagen waren blijven liggen.
Den 13den September 1915 werd een telegram
voorgelezen van den commandant van het 4e leger
Djemal Pascha van den volgenden inhoud:
Al de fotografieën door ingenieurs of andere
ambtenaren aan de spoorlijn van Bagdad genomen
van de Armenische karavanen, moeten binnen 48
uren met de clichés afgeleverd worden aan het militaire
bureau van de spoorlijn van Bagdad te Aleppo.
Iedere ontwijking van dit bevel zal door den krijgsraad
vervolgd worden.
Soms heb ik vrouwen en kinderen in hoopen vuil
overblijfselen van voedsel zien zoeken, die gulzig verslonden
werden. Ik heb kinderen aan beenen zien knagen,
die zij in hoeken gevonden hadden, waar de
voorbijgangers hun natuurlijke behoeften deden.
Tusschen Marasch en Aintab wilde de Mohammedaansche
bevolking brood en water geven aan een
karavaan van 100 gezinnen; maar de soldaten, die
de karavaan begeleidden, verzetten er zich tegen.
4/5 van de gedeporteerden zijn vrouwen en kinderen;
het grootste deel der mannen heeft in het leger
dienst moeten nemen.
20.000 gedeporteerden, die Marasch passeerden,
mochten zich niet direct naar Aintab begeven, noch
zich van voedsel voorzien, hoewel de weg in een rechte
lijn naar Aintab voert.
Te Ras-ul-Ain zijn slechts 1.500 vrouwen en
kinderen over van de duizenden, die met hun
mannen uit Karput en omstreken zijn weggevoerd.
Onder deze 1.500 menschen is er geen enkele jongen
pagina 222
of man meer boven de 10 à 12 jaar. Zonder ook
maar eenigszins tegen de zon beschut te zijn, zijn
gezonden zoowel als zieken aan een hitte van 43°
C. (in de schaduw) van 's morgens vroeg tot s avonds
laat blootgesteld, en overgelaten aan de grillen van
de soldaten die hen bewaken. De heer L. die verleden
maand tegen mij sprak van “het Armenische
canaille”, zeide letterlijk: “Ik ben niet gauw aangedaan,
maar sinds wat ik te Ras-ul-An gezien heb,
kan ik mijn tranen niet meer inhouden. Ik dacht
niet dat in onzen tijd zulke middelen en zulke
schandelijke gewelddadigheden, die heel de menschheid
schande aan doen, nog mogelijk waren.”
Een Tschausch (wachtmeester) Suleiman genaamd,
maakte zich meester van 18 vrouwen en kinderen
die hij aan Arabieren overleverde voor 4 à 5 gulden.
Een Turksche commissaris zeide nog: “Wij weten
absoluut niet meer hoeveel vrouwen en jonge meisjes
door de Arabieren en Koerden meegevoerd zijn, kwaadschiks
of op bevel van de autoriteiten. Ditmaal is
onze arbeid met de Armeniërs naar wensch geslaagd;
van de tien is er geen enkele in leven gebleven.”
Terwijl ik deze regels neerschrijf, komt mijn
vrouw van een boodschap in de stad terug en vertelt
mij onder tranen dat zij een karavaan van meer
dan 800 Armeniërs is tegengekomen, barrevoets en
met gescheurde kleeren, die zich voortsleepten met
kleine kinderen, of het weinige dat hun overbleef, op
de schouders.
Te Besne werd heel de bevolking van 1.800 zielen,
vooral vrouwen en kinderen, verjaagd; er werd gezegd
dat zij naar Urfa vervoerd zouden worden. Aan
pagina 223
de Göksü, een zijrivier van de Euphraat, moesten
zij zich uitkleeden; daarop werden zij vermoord en
in de rivier geworpen.
Onlangs zag men 170 lijken in de Euphraat drijven,
een anderen dag 50 of 60. De heer K., een ingenieur,
zag er 40 op zijn tocht. De lijken aan den oever
waren door honden verscheurd; op zandbanken in
den stroom deden de gieren er zich aan te goed.
De 800 Armeniërs, die wij hierboven noemden,
waren uit de omstreken van Marasch verdreven. Men
had hun gezegd dat zij naar Aintab vervoerd zouden
worden en dat zij voor twee dagen levensmiddelen
moesten meenemen. Toen men Aintab naderde, werd
hun gezegd: “wij hebben ons vergist, wij gaan naar
Nissibin”; De overheid voorzag hun niet van levensmiddelen
en men had hun de gelegenheid niet gegeven
om ze te koopen. Te Nissibin zei de men hun:
“wij hebben ons vergist, wij moeten naar Membidj”.
Daar zeide men hun op nieuw: “wij hebben ons
vergist, wij moeten naar Bab”... enz. Zoo doolden
zij 17 dagen rond, aan de grillen van de soldaten
die hen begeleiden, overgelaten. Al dien tijd verschaften
de autoriteiten hun geen voedsel en moesten
zij al wat zij bezaten, langzamerhand in ruil geven
voor wat brood.
Een vrouw ontnam men met geweld haar oudste
dochter. Wanhopend nam zij haar twee andere kinderen
bij de hand, en wierp zich met hen in de
Euphraat.
Saïd, uit Tripoli uitgeweken, sinds vier jaar palfrenier
bij den heer L., met een maandelijksch loon
van 40 gulden, nam dienst als volontair om, zooals
pagina 224
hij zeide, op zijn beurt ook eens eenige Armeniërs
te kunnen afmaken. Als belooning beloofde men hem
een aardig huisje in een Armenisch dorp, in de buurt
van Urfa.
Twee Tcherkessen bij den administrateur E. namen
om dezelfde reden dienst als vrijwilliger.
Het hoofd van een Tcherkessische colonie, Tschordekli,
zeide aan een van mijn kennissen van de vrijwilligers
uit die plaats: “Ew jikmak itschun giderler.”
(Die vertrekken om gezinnen te verwoesten.)
Te Biredjik zijn de gevangenissen over dag stampvol,
en 's nachts worden zij opengezet. Tell Armen,
een dorp van 3000 inwoners, werd onverwacht aangevallen;
de inwoners werden vermoord; dooden en
levenden werden in putten geworpen of verbrand.
De majoor van Mikusch was getuige van deze verwoesting.
Een chef van een Duitsch bataillon zag
tusschen Diarbekir en Urfa langs beide kanten van
den weg lijken met afgehouwen hoofd. De heer S.
zag onderweg ook ontelbare kinderlijken.
Den 5den October 1915 kwam de heer M. van
Nuss Tell terug en vertelde het volgende:
“Tusschen Tell Abiad en Kultepe heb ik aan den
weg, op zes verschillende plaatsen, naakte vrouwenlijken
gezien; verderop een naakt vrouwenlijk met
verminkte voeten en het lijk van een vrouw dat nog
gekleed was; weer verder dat van twee kinderen;
dan een groot jong meisje en naast haar een dood
kind en een doode geknevelde vrouw, in het geheel
18 lijken. Op één na waren de vrouwen geheel naakt
en verscheidene droegen, voor zoover men volgens de
trekken van het gelaat kon oordeelen, de sporen van
pagina 225
de gewelddadigheden, waarvan zij het slachtoffer
waren geweest. De kinderlijken waren alle gekleed.”
Tusschen Kultepe en Harab-Nass zag de heer M.
bij een telegraafpaal een stervend kind, verderop
zes lijken van geheel naakte vrouwen en twee van
kinderen. Een naakte vrouw onder een brug verscholen,
smeekte met opgeheven armen om mede
genomen te worden; zij was achtergelaten.
Te Tell-Abiad, na het vertrek van een karavaan,
lagen er bij de rails 17 dooden en stervenden. Later
lieten twee spoorwegambtenaren 17 lijken begraven.
Sinds verscheidene dagen komen hier in deze
streek voortdurend karavanen van Armeniërs aan.
De verklaringen van den heer M. komen overeen
met wat de president van de commissie van de
deportatie mij zeide, toen ik hem een verzoekschrift
overhandigde ten gunste van 4 Armenische kinderen:
“U begrijpt niet, wat wij van plan zijn. Wij willen
den naam “Armeniër” van de aarde doen
verdwijnen.”
pagina 226
V. INDRUKKEN VAN EEN DUITSCHEN ONDERWIJZER
IN TURKIJE 1)
DOOR DR. MARTIN NIEPAGE;
Hoofdleeraar van de Duitsche Hoogere Burgerschool te Aleppo.
Toen ik in September 1915 uit Beiroet te Aleppo
terugkwam na een vacantie van drie maanden, hoorde
ik met afgrijzen, dat een nieuwe periode van Armenische
slachtingen begonnen was. Het gebeurde
was nog veel verschrikkelijker dan wat er onder Abdul
Hamid geschied was; het doel was nu om geheel
het Armenische volk uit te roeien, een intelligent
en ijverig volk dat graag vooruit wilde; en alles wat
het bezat in Turksche handen te doen overgaan.
Op het eerste oogenblik kon ik het niet gelooven.
Men zeide mij, dat er in verschillende wijken van
Aleppo massa's uitgehongerde lieden waren, ongelukkige
overblijfselen van wat men de “karavanen
van deportatie” noemde, Om de vernietiging van
het Armenische volk met den mantel der politiek te
bedekken, beriep men zich op militaire redenen, die
het noodig hadden gemaakt om de Armeniërs uit
hun woonzetels te jagen, die zij sinds 2500 jaar be-
1) Uit het bericht zijn eenige politieke zinspelingen weggelaten.
pagina 227
zaten, en hen naar de Arabische woestijn te transporteeren.
Men zeide ook, dat enkele Armeniërs
zich schuldig hadden gemaakt aan spionnage.
Ik nam overal informaties en kwam tot de conclusie
dat de beschuldigingen, die den Armeniërs ten
laste werden gelegd, slechts hier en daar wel een
enkele maal gegrond, maar zonder eenige beteekenis
waren. Men bediende er zich als voorwendsel van
om tienduizenden onschuldigen te laten lijden voor
één schuldige; om op wreede wijze op te treden
tegen vrouwen en kinderen, om op de gedeporteerden
het systeem van uithongering toe te passen,
met het eenige doel om heel de bevolking uit te roeien.
Om de opinie nog te staven die ik mij door de
informaties had eigen gemaakt, bezocht ik al de
stadswijken waar Armeniërs, overblijfselen van de
karavanen van gedeporteerden, te vinden waren. In
oude khans heb ik vergane menschelijke overblijfselen
en lijken gevonden, en daaronder nog levende
wezens, die op het punt stonden den laatsten
adem uit te blazen. In andere lokalen heb ik massa's
zieken en uitgehongerden gezien; waarmee niemand
zich inliet. In den omtrek van onze school waren
vier van deze khans, met uitgehongerde gedeporteerden.
Zoowel leeraars als leerlingen gingen dagelijks
deze khans voorbij. Door de open vensters zagen
wij de levenlooze uitgehongerde menschelijke wezens.
Schoolkinderen kwamen dagelijks in nauwe stegen
wagens tegen op twee wielen, door ossen getrokken,
waarop acht of tien verstijfde lijken lagen, zonder
kist, zonder lijkkleed, armen en beenen over den
rand hangend.
pagina 228
Na dit schouwspel een paar dagen te hebben
aangezien, achtte ik het mijn plicht om het volgende
rapport op te stellen:
“In onze hoedanigheid als leeraar aan de Deutsche
Realschule van Aleppo, veroorloven wij ons de volgende
mededeelingen te doen:
Wij beschouwen het als onze plicht om te verklaren
dat ons leeraarsambt bij de inwoners niet
meer rekenen mag op eenigen moreelen basis en
zich niet meer kan laten respecteeren, als de
Duitsche Regeering niet in de mogelijkheid is om
de brutaliteit te verhinderen, waarmede hier tegenover
vrouwen en kinderen van Armenische slachtoffers
wordt opgetreden. Karavanen van gedeporteerden,
die bij hun vertrek uit Hoog-Armenië uit 3.000
mannen, vrouwen en kinderen bestonden, zijn bij hun
aankomst in het Zuiden geslonken tot 2 à 300. De
mannen zijn onderweg vermoord, vrouwen en jonge
meisjes, de ouden van dagen, leelijken en zeer jongen
uitgezonderd, zijn door de Turksche soldaten en
officieren verkracht, om daarna in Turksche of Kurdische
dorpen te verdwijnen, waar zij zich bekeeren
moeten. De rest der karavanen is gedecimeerd door
honger en dorst. Zelfs aan rivieren die men passeert
mogen zij den dorst niet lesschen. Al hun voedsel
bestaat uit een beetje meel, dat men hun in de hand
giet en dat zij gulzig oplikken en waarvan het
eenige effect is, dat het de dood vertraagt.
Tegenover onze school bevinden zich in een der
khans de overblijfselen van een dezer karavanen van
gedeporteerden, ongeveer vierhonderd uitgemergelde
wezens, waaronder een honderdtal kinderen van 5
pagina 229
à 7 jaar. De meesten lijden aan typhus of aan dissenterie.
Als men de binnenplaats op komt is het of
men in een gekkenhuis binnentreedt. Als men voedsel
brengt, ziet men dat zij het eten verleerd hebben. Hun
maag is door verscheidene maanden honger lijden zoo
verzwakt, dat zij geen voedsel meer verdraagt. Als
men hun brood geeft, laten zij het onverschillig
liggen; zij zijn daar veilig en wachten alleen den
dood maar af.
Hoe kunnen wij, leeraars, met onze leerlingen
Duitsche sprookjes lezen of in den bijbel de geschiedenis
behandelen van den barmhartigen Samaritaan?
Hoe kunnen wij hun leeren verbuigen en vervoegen,
terwijl rondom ons en vlak bij ons hun landgenooten
van honger omkomen? Ons werk is een beleediging
voor de moraal en de ontkenning van elke menschelijke
gevoeligheid. En wat wordt er van deze
ongelukkigen, die men in de stad en in de omstreken
bij duizenden de woestijn heeft ingedreven, bijna
uitsluitend vrouwen en kinderen? Men drijft ze van
de eene plaats naar de andere tot de duizenden tot
honderden geslonken zijn, en de honderden tot een
klein groepje, en dat kleine groepje wordt nog opgejaagd
en uitgehongerd tot ook dat verdwenen is.
En als het doel van de reis bereikt is, vertellen de
kranten van de “nieuwe woonplaatsen voor de Armeniërs
bestemd.”
Op het oogenblik dat ik dit document schreef,
was de Duitsche consul te Alep vervangen door dien
van Alexandrette, door consul Hoffmann. Deze vertelde
mij, dat het Duitsche gezantschap talrijke rap-
pagina 230
porten ontvangen had van de consulaten te Alexandrette,
Aleppo en Mosoel. Hij spoorde mij aan om
ze aan te vullen door het verhaal van wat ik zelf
gezien had en beloofde mij te zorgen dat mijn rapport
te Constantinopel aankwam. Ik schreef het dus
en schilderde den stand van zaken zooals ik dien,
gezien had in de khans, voor onze school gelegen.
De consul vulde mijn rapport aan met foto's, die
hij zelf in de khans genomen had en de stapels lijken
weergaven, waar kinderen, die nog leefden, zich onder
bewogen.
Het rapport werd in dezen vorm ook door mijn
collega's geteekend, door Dr. Gräter, hoofdonderwijzer,
en Mme. Marie Spieker. De directeur van onze
school, de heer Huber, zette er ook zijn handteeking
onder en voegde er de volgende woorden bij: Het
rapport van mijn collega Niepage is in geen enkel
opzicht overdreven. Wij leven reeds weken in een
atmosfeer door ziekte en door den stank van lijken
verpest. Alleen de hoop op onverwijlde hulp maakt
het ons mogelijk ons werk voort te zetten.
Die hulp is niet gekomen. Toen begon ik er over
te denken om mijn ontslag te nemen als leeraar
van een Duitsche school, omdat ik het absurd en
immoreel vond om de representant van de Europeesche
beschaving te zijn, een volk onderricht te geven
en op te voeden en tegelijkertijd getuige te zijn,
zonder er iets aan te kunnen doen, van den doood
en den hongersnood van landgenooten van onze leerlingen,
door de regeering van het land veroorzaakt.
Mijn omgeving en de directeur van de school, de
heer Huber, deden mij van mijn plan afzien; men
pagina 231
overtuigde mij dat het van belang was dat wij als
getuigen in het land bleven; misschien zou onze
tegenwoordigheid er toe bijdragen om de Turken
wat minder onmenschelijk tegen hun slachtoffers te
doen optreden. Ik erken nu dat ik te lang de stille
getuige geweest ben van die gruwelen.
Onze tegenwoordigheid heeft geen enkele verbetering
ten gevolge gehad; wat wij hebben kunnen doen
was al heel weinig. Mme Spieker, onze dappere collega,
kocht zeep, en de vrouwen en kinderen, die nog
in leven waren, werden met zeep gewasschen en van
ongedierte gezuiverd. Zij belastte eenige vrouwen met
het koken van soep voor vrouwen die nog voedsel
tot zich konden nemen. Zeven weken lang deelde ik
iederen avond aan de stervende kinderen zeven emmers
thee uit, kaas en geweekt brood. Maar de
typhus, de hongertyphus en de vlektyphus, verspreidde
zich uit die dooden-huizen in de stad; ik
werd met vijf collega's ziek en wij moesten ons werk
staken. De gedeporteerden die te Aleppo aankwamen
waren overigens niet meer te redden; het waren
slechts ter dood veroordeelden wier laatste oogenblikken
wij iets verzachten konden.
Wat wij te Aleppo zagen was slechts de laatste acte
van de groote tragedie; een klein gedeelte van de
afgrijzelijkheden die zich in andere gedeelten van
Turkije afspeelden. De ingenieurs van de spoorlijn
naar Bagdad en Duitsche reizigers die onderweg
karavanen van gedeporteerden waren tegen gekomen,
deden nog veel afschuwelijker verhalen. Menigeen
kon niet eten van de vreeselijke gruwelen, waarvan
hij getuige was geweest
pagina 232
Een van hen, de heer Greif, van Aleppo, vertelde,
dat heel de straatweg langs de spoorlijn bezaaid lag
met de naakte lijken van verkrachte vrouwen. Een
ander, de heer Spieker van Aleppo, had de Turken
Armeniërs aan elkaar vast zien binden om er dan
op te schieten en zich lachend te verwijderen, terwijl
hun slachtoffers ten prooi aan de hevigste stuiptrekkingen
langzaam den laatsten adem uitbliezen.
Anderen had men de handen op den rug vastgebonden
en liet men van de helling afrollen; onder
aan de helling maakten vrouwen hen met messteken
af. Een protestantsch geestelijke, die mijn collega
Gräter en mij op een vorige reis eens zeer hartelijk
ontvangen had, waren de nagels afgerukt.
De Duitsche consul uit Mossoel vertelde in mijn
tegenwoordigheid in het Duitsche Casino te Aleppo
dat hij, toen hij van Mossoel naar Aleppo ging, onderweg
zooveel afgehouwen kinderhanden had zien
liggen, dat men er een weg mee had kunnen bestraten.
In het Duitsche hospitaal te Urfa was een
klein meisje, dat men beide handen had afgehouwen. De
heer Holstein, Duitsch Consul te Mossoel, heeft bij
een Arabisch dorp inn de buurt van Aleppo, bronnen
gezien vol lijken van Armeniërs. De Arabieren van
het dorp vertelden, dat zij deze Armeniërs op bevel
van het gouvernement gedood hadden: Een van hen
beroemde er zich op er acht vermoord te hebben.
In verschillende huizen van Aleppo, die door Christenen
bewoond waren, vond ik Armenische jonge
meisjes verborgen, die door een toeval aan den dood
ontsnapt waren, doordat zij uitgeput op den weg
waren neergevallen en als dood achtergelaten werden,
pagina 233
toen de karavanen er langs trokken, of doordat
Europeanen hen voor eenige Marken hadden kunnen
koopen van een Turksch soldaat, die hen het
laatst onteerd had. Allen zijn zoo goed als krankzinnig.
Verscheidenen hebben hun ouders zien onthoofden.
Ik ken ongelukkigen, die maanden lang geen
woord hebben kunnen uitbrengen, en die niets nu
meer kunnen doen glimlachen.
Een jong meisje van 14 jaar is door den heer
Krause, den Chef van het magazijn van de Bagdadlijn,
opgenomen. Gedurende één nacht was zij door
zooveel Turksche soldaten gebruikt, dat zij haar
verstand er door verloren had. Ik zag haar met
koortsachtig gloeiende lippen onrustig in haar bed
heen en weer rollen, en ik had veel moeite om haar
wat water te laten drinken.
Een Duitscher, dien ik ken, heeft Turksche soldaten
honderden christelijke boerinnetjes zien dwingen
om zich geheel uit te kleeden, waarop zij, tot groot
vermaak der soldaten, spiernaakt den weg door de
woestijn gedurende verscheidene dagen moesten vervolgen,
blootgesteld aan een hitte van 40°, die hun
letterlijk de huid verschroeide. Een ander heeft gezien
dat een Turk het kind van de borst van een moeder
wegrukte, om het tegen den rotswand te pletter
te slaan.
Andere feiten, nog erger dan de voorbeelden die
wij gaven, zijn vermeld in de talrijke rapporten der
Duitsche consulaten van Alexandrette, Aleppo en
Mossoel, die naar het gezantschap gezonden zijn.
Volgens de consuls zijn er de laatste maanden door
de gruwelijke slachting een millioen Armeniërs
pagina 234
bezweken, waarvan minstens de helft vrouwen en
kinderen, die aan honger gestorven zijn.
Het is een plicht om deze dingen te vertellen.
Hoewel het gouvernement door de uitroeiing der
Armeniërs slechts een politiek doel beoogt, heeft de
manier, waarop die uitgevoerd wordt toch heel
veel van een Christen-vervolging.
Verscheidene tienduizenden van vrouwen en kinderen,
die in Turksche harems verdwenen zijn, de
massa's kinderen, die door het gouvernement bijeen
vergaard, onder Turken en Koerden verdeeld zijn, zijn
verloren voor de Christelijke Kerk. Zij moeten
Mohammedanen worden. De Duitschers hooren opnieuw
het beleedigende woord “giaoer”.
Te Adana zag ik een troepje Armenische weezen
onder geleide van Turksche soldaten de straten doortrekken.
De ouders zijn vermoord, de kinderen moeten
Mohammedanen worden. Overal zijn gevallen van
Armeniërs, die gered zijn doordat zij het Christendom
hebben afgezworen. Maar in zekere gedeelten
hebben de Turksche ambtenaren om de Europeanen
zand in de oogen te strooien, edelmoedig gezegd,
dat de godsdienst geen speelgoed was, nadat zij de
Christenen hadden uitgenoodigd om een verzoekschrift
in te leveren, waarin zij verzochten om zich
tot den Mohammedaanschen godsdienst te mogen
bekeeren, toch werden zij ter dood veroordeeld.
Aan Armeniërs, die hun rijke geschenken brachten,
hebben mannen als Talaat en Enver Bey herhaalde
malen geantwoord, terwijl zij de geschenken aannamen,
dat zij liever gezien hadden, dat zij zich tot
den Mohammedaanschen godsdienst bekeerd hadden.
pagina 235
Een dier heeren zeide aan een reporter: “Zeker, wij
hebben ook veel onschuldigen gestraft. Maar wij
moeten ons ook beschermen tegen hen, die schuldig
zouden kunnen worden.” Van dien aard zijn de
argumenten, waarmee ambtenaren van den Turkschen
staat de moorden rechtvaardigen, bij massa's op
vrouwen en kinderen gepleegd. Een Katholiek
Duitsch geestelijke bevestigt, dat Enver Pascha aan
den afgezant van den Paus te Konstantinopel, Monseigneur
Dolci, gezegd heeft, dat hij niet zou ophouden,
zoolang er nog een Armeniër in leven was.
Het doel van de deportatie is de verdelging van
heel het Armenische volk.
Het aanbod van het Amerikaansche gouvernement
om de verjaagden naar Amerika te transporteeren
op Amerikaansche booten en op kosten van Amerika,
is van de hand gewezen.
Wat onze Duitsche consuls en de talrijke vreemdelingen
in Turkije van de slachting denken, zal
later blijken. Van de opinie der Duitsche officieren
kan ik niets zeggen. Ik heb dikwijls hun ijzig stilzwijgen
opgemerkt of hun wanhopende pogingen om
de conversatie op iets anders te brengen, als de een
of andere gevoelige Duitscher zich een onafhankelijk
oordeel veroorloofde over de afschuwelijke ellende
der Armeniërs.
Toen Von der Goltz, de veldmaarschalk, Djerabloes
aan de Euphraat passeerde op weg naar Bagdad,
was er op dat oogenblik juist een groote karavaan
van uitgehongerde gedeporteerden. Later hoorde ik
te Djerabloe zelf, dat men even voor de aankomst
van den veldmaarschalk, deze ongelukkigen met hun
pagina 236
zieken en stervenden onder zweepslagen achter de heuvels
gedreven had. Toen Von der Goltz passeerde
was er geen spoor meer te zien van de ongelukkigen
en toen ik kort daarop met twee collega's het kamp
bezocht, vonden wij op afgelegen plaatsen lijken
van mannen en kinderen, overblijfselen van kleederen,
doodshoofden en beenderen, waarvan de jakhalzen en
roofvogels het grootste gedeelte van het vleesch
afgeknaagd hadden.
Welke beweegredenen hebben de Jong-Turken ertoe
gebracht om zulke afgrijselijke maatregelen uit te
vaardigen en te laten vol voeren?
De Jong-Turken zien in Europa het ideaal voor
zich zweven van een homogene nationaliteit. Zij
hopen, dat de Mohammedaansche, niet-Turksche rassen,
de Koerden, de Perzen, de Arabieren, enz., verturkscht
zullen worden langs administratieve wegen en
door de Turksche school, die hun het belang zal
leeren van een algemeen Mohammedaansche aaneensluiting.
De Christelijke naties, de Armeniërs, Syriërs
en Grieken, zullen niet, denken zij, op vreedzame
wijze verturkscht kunnen worden, van wege hun superieure
cultuur en hun economische ontwikkeling. Hun
godsdienst is ook een hinderpaal. Daarom moeten zij
van de aarde verdwijnen of tot den Mohammedaanschen
godsdienst gedwongen worden. De Turken
begrijpen niet, dat zij daardoor het voetstuk afbreken
waarop zij stand houden. Wie zal Turkije vooruit
brengen dan de Grieken, de Armeniërs en de Syriërs,
die meer dan een vierde gedeelte van de inwoners
van het rijk uitmaken? De Turken zijn
het minst begaafd van de rassen in Turkije, zij maken
pagina 237
slechts de minderheid der bevolking uit en zijn oneindig
minder beschaafd dan zelfs de Arabieren. Waar
vindt men een Turkschen handel, Turksche ambachten,
nijverheid, kunst of wetenschap? Zelfs hun rechtspraak,
hun godsdienst en geschreven taal hebben
zij ontleend aan de Arabieren, die zij onderworpen
hebben.
Wij, onderwijzers, die jaren lang in Turkije Grieken
onderwezen hebben, Armeniërs, Arabieren en Turken,
wij kunnen niet anders dan constateeren, dat
onder al onze leerlingen de Turken het minst leergierig
en het minst capable waren. Als men hoort,
dat een Turk het tot iets gebracht heeft, kan men
van 9 op de 10 gevallen zeker zijn, dat het een
Tscherkes is, een Albanees of een Turk, die Bulgaarsch
bloed in de aderen heeft. Mijne persoonlijke ondervindingen
hebben mij overtuigd, dat de Turken nooit
iets van belang zullen presteeren in handel, nijverheid
noch wetenschap.
Wij moeten alleen trachten om het half millioen
Armenische vrouwen en kinderen, dat in Turkije
nog in leven is en aan den honger ten prooi, te
redden. Hen ten onder te laten gaan zou een schande
zijn voor heel de beschaafde wereld. De honderdduizenden
vrouwen en kinderen die zich nog in de
woestijnen van Mesopotamië voortsleepen en langs
de wegen, die er heen leiden, zullen hun ellende niet
lang meer uit kunnen houden. Hoe lang kan men
leven van de graantjes, die men uit de uitwerpselen
van paarden zoekt, met bijvoeging van wat gras?
Velen zijn voor altijd verloren door de lange ontberingen
en de dyssenterie. Te Konia verblijven nog
pagina 238
eenige duizenden Armeniërs, die uit Konstantinopel verjaagd zijn, lieden, die het goed gehad hebben, beschaafde dokters, schrijvers en kooplieden,. Die men te hulp zou kunnen komen. Er zijn nog 1.600 Armeniërs in een gedeelte van den Bagdad-spoorweg tusschen Eisan en Enreli, mannen, vrouwen en kinderen, waaronder grootmoeders van 60 jaar en veel kinderen van 6 en 7 jaar. De mannen zijn steenenkloppers en aardwerkers in de buurt van den grooten tunnel. Een tijd lang heeft de heer Morf, ingenieur aan de Bagdad-lijn, zich hun lot aangetrokken, maar het gouvernement heeft hun namen reeds geregistreerd. Zoodra hun werk afgeloopen is, wat in 2 of 3 maanden het geval zal zijn, zal hun “een nieuwe verblijfplaats worden aangewezen”, wat beteekent, dat de mannen verwijderd en gedood zullen worden, dat de jonge mooie vrouwen in harems opgenomen zullen worden en dat de rest de woestijn ingejaagd wordt tot allen omgekomen zullen zijn.”
pagina 239
VI. BESLUIT
Hetgeen wij in vorenstaande bladzijden hebben
medegedeeld, kan in het volgende worden saamgevat:
Het aantal Armeniërs in Turkije bedroeg voor den
oorlog naar Patriarchale statistieken ca. 1.845.000.
De maatregelen tot wegvoering deden hun invloed
gelden in al de door Armeniërs bewoonde Wilajets.
Alleen Konstantinopel, Smyrna en Jeruzalem bleven
verschoond. De Armenische bevolking van Wan
ontkwam aan de deportatie (voorzoover zij tenminste
niet door de Kurden waren gedood) deels door de
vlucht over de grenzen, deels door deportaties door
de Russen. Ook de gezinnen die tot den Islam toetraden,
werden voor het meerendeel gespaard, evenals
de tallooze meisjes, jonge vrouwen en kinderen,
die naar de Turksche harems of Kurdische dorpen
werden vervoerd.
Het getal dergenen die door vluchten of door het
aannemen van den Islam aan de deportatie zijn ontkomen,
vormt zeker niet meer dan een derde der bevolking.
Drie vierden (ongeveer 1.400.000) waren het
slachtoffer van de wegvoering. In de oostelijke provin-
pagina 240
ciën ging deze wegvoering systematisch vergezeld van
een uitmoording of het aanrichten van een bloedbad,
waardoor de mannelijke bevolking grootendeels, en de
vrouwen en meisjes voor een niet gering deel, werden
omgebracht.
Van officieel-Turksche zijde is als aantal gedoode
Armeniërs 300.000 genoemd. Rekent men hierbij
het aantal dat op weg naar de plaats van bestemming
is vermoord en door honger en ziekte is omgekomen,
dan zal het verlies aan Armeniërs tot tweemaal
of driemaal hooger aantal moeten worden opgevoerd.
Wanneer men aanneemt, dat van de 1.400.000
gedeporteerden, 800.000 zijn gedood of in Mohammedaansche
dorpen verstrooid zijn, dan resten er 600.000,
meest vrouwen en kinderen, die het doel der deportatie,
de Mesopotamische woestijn, hebben bereikt.
Ook dit schijnt nog te gunstig; de helft der
overgeblevenen zal intusschen wel door honger en
kommer omgekomen zijn. Reeds in 1916 schatte een
Duitsch Consul het aantal Armenische slachtsoffers
op één millioen.
Door de Turksche Regeering wordt de wegvoering
gekarakteriseerd als een “verhuizing naar nieuwe
woonplaatsen in Mesopotamië”. Nu ligt in de gewone
beteekenis van het gezegde: “verhuizing naar nieuwe
woonplaatsen” opgesloten, dat de gedeporteerdenn hun
bezit, zooals vee, huisraad, landbouwgereedschap, enz.,
kunnen meenemen; in geen enkel opzicht echter was
dit het geval met de Armeniërs.
De onteigening van akkers en huizen, werkplaatsen,
magazijnen, huisraad, enz., strekte zich uit
pagina 241
over anderhalf millioen onderdanen van het Turksche
rijk; alles moest worden achtergelaten; terwijl op
eenige schadevergoeding niet kon worden gerekend.
Van een verzorging der overgeblevenen was, op
enkele uitzonderingen na, geen sprake, zoodat zij
waren aangewezen op den bedelstaf, of door honger
en gebrek moesten omkomen.
Waar ongeveer 80% der weggevoerden Armeniërs
landbouwers waren, is het gevolg dat een groot deel
van Turkije thans braak ligt, en voor de Mohammedaansche
bevolking in die streken ook noodstand dreigt.
De schadelijke gevolgen, die de vernietiging van de
Armenische natie met zich brengt, zijn van invloed niet
alleen op den Turkschen, maar vooral op den buitenlandschen
handel. De Armeniërs hadden minstens
60% van den invoer, 40% van den uitvoer in
handen, en de inlandsche nijverheid en het handels
verkeer berustte voor minstens 80 % bij de Armeniërs.
Gregorianen, Roomschen en Protestanten werden
gelijkelijk door de deportatie getroffen. De organisaties
der kerken zijn verstoord. Meer dan duizend godshuizen
staan thans ledig. Voorzoover zij niet door de
schendende handen der Turken zijn verwoest, zijn zij
in moskeeën veranderd of aan verval en verwording
overgelaten.
Het bloeiende leerlingwezen van het Armenische
volk, dat meer dan 120.000 schoolkinderen telde, is
vernietigd. Schoolgebouwen en leermiddelen zijn geconfiskeerd,
de leeraren meerendeels gedood, de
onderwijzeressen mishandeld en weggevoerd. Zelfs
zijn de gezinnen uiteen gescheurd; mannen van hunne
vrouwen, kinderen van hunne ouders weggerukt.
pagina 242
De politieke gevolgen van de vernietiging der
Armenische bevolking doen zich mede nu reeds gevoelen.
De Russische Armeniërs uit den Kaukasus,
ten getale van circa 1 millioen, hadden voorheen
geen enkele reden zich te identificeeren met het
Russische rijk. Door de uitmoording hunner rasgenooten
in Turkije, waren zij gedwongen zich den
Russen in de armen te werpen. Hetzelfde geldt den
Syriërs en Nestorianen.
De moreele gevolgen van de wegvoering der
Armeniërs zullen eerst na den oorlog worden gevoeld.
De wereld zal het nooit willen gelooven, dat uit
strategisch oogpunt de deportatie van één millioen
vrouwen en kinderen, de dwang tot Islamiseering, en
de vermoording van honderdduizenden noodzakelijk
is geweest, (zooals de Turksche regeering voorgeeft).
Alle pogingen tot opleving der kultuur, tot den
opbloei van wetenschap en kunst in Turkije, zijn
ten zeerste geschaad door de uitmoording van het
intelligente Armenische volk en door de vernietiging
van de meest waardevolle arbeidskrachten.
De politieke leidslieden van het Armenische volk
hebben zich niet alleen van elke handeling tegen het
Turksche rijk onthouden, maar reeds van af de
vestiging der thans aan het bewind zijnde Jong-Turksche
partij, hebben zij deze gesteund. De beste
kenners van Turksche toestanden zijn er van overtuigd,
dat de gruwelijke gebeurtenissen, die het
Armenische volk zijn overkomen, hun grond vinden
in het pan-Islamisme en pan-Turkisme van de huidige
Turksche regeering, en in geen enkel opzicht
in illoyale handelingen van de Armeniërs.
pagina 243