… / Nederland / Nederlandse pers / 1915–1918 / Engelsche persstemmen
Algemeen Handelsblad, 11 november 1916
Bron: Delpher
Engelsche persstemmen
LONDEN, 10 Nov. (Reuter.) In een bespreking
van de Guildhallredevoeringen zegt de
Pall Mall Gaz. o.a.: Asquith stelde zich tevreden
met te herinneren aan een illustratie van
den aard en de beginselen, welke de zaak der
geallieerden onderscheiden van de wreede eerzucht,
waarmede zij te doen hebben. De moord
op de weerlooze Armenische bevolking is een
gruwel, dat zijn stempel drukt op het doel en
het huichelachtige streven van de centrale mogendheden.
De Duitsche kanselier schijnt te
gelooven, dat hij nog een zekere mate van
pro-Duitsche stemming, zoo al niet sympathie, bij
de neutralen kan wekken door aan Engeland's
behandeling der "kleine naties" afbreuk te
doen. Hier nu was een natie, niet alleen klein,
maar ook weerloos, niet in staat hetzij
tusschenbeide te komen of de operaties van
Duitschland en zijn bondgenooten te belemmeren.
Die natie is vermoord, niet bij duizenden,
maar bij honderdduizenden door een mogendheid,
wier legers staan onder Duitschland en
waarvan elke beweging bestuurd wordt van
uit Berlijn. De Duitsche regeering behoefde maar een
woord te kikken om dat volk voor uitmoorden te redden.
Het was niet voor niets, dat Asquith zinspeelde
op den moed, standvastigheid en toewijding
van onze kranige geallieerden. De Engelschen
waardeeren meer dan zij kunnen zeggen
de schitterende vaderlandsliefde en
offervaardigheid van de naties, met wie zij verbonden
zijn ter redding van de menschbeid.
De volkomen mislukking van 's vijands pogingen
om wantrouwen en scheuring in de Ententegelederen
te verwekken, is het beste bewijs
van de gezindheid, waartegen zij te vechten
heeft.
De Globe zegt: Veel in de rede van den premier
was bevredigend, vooral de hulde aan
onze kleine geallieerden, het benarde Roemenië
en het gekwelde Servië. Hij bewees een
goeden dienst aan de gemeenschappelijke zaak
door de leugen weg te nemen, waarmee Duitschland
tracht het groote bondgenootschap te verdeelen.
Indien, zooals de Duitschers ons vertellen,
wij door onze geallieerden, die slechts hun
eigen doel voor oogen hebben, overreed worden
den oorlog voort te zetten tot ons eigen
nadeel, dan kan het onmogelijk waar zijn, dat
wij het zijn, die naar gezegd wordt onze
gealliëerden gebruiken om voor ons te vechten.
De Westminster Gaz. zegt: Wij zijn het zoo
volkomen eens met de uitgesproken redevoeringen,
dat bespreking onzerzijds slechts een herhaling
en een verzwakking zou zijn. Laten wij
onze bijzondere voldoening uitspreken over hetgeen
de eerste minister zeide, zoo krachtig en
welsprekend zeide, over Griekenland en Venizelos.
Dat vernietigt eens voor al de Duitsche
laster, dat wij van plan zijn onze vrienden te
verraden.
Noch betreffende Griekenland noch ergens elders
bestaat daarvoor de minste grond. De geallieerden
hebben te zamen gestreden; zij zullen
ook te zamen vrede maken. Pogingen om
verdeeling tusschen hen te zaaien en tweedracht
zijn van te voren tot mislukking gedoemd.
De geallieerden zien volkomen in, wat
zij nog voor de borst hebben, maar zij weten
ook, zooals Cambon terecht zeide, dat de vijand
niet langer den toestand beheerscht. Zij
zijn overtuigd dat, indien zij geduld oefenen,
en vastberaden blijven, de overwinning hun is.
Nederlandse pers
• 18 7 8–1893 ›››
• 1894–1898 ›››
• 1899–1904 ›››
• 1 905–1909 ›››
• 1 9 1 0–1 9 1 4 ›››
• 1 9 1 5–1 9 1 8 ›››
• 1 9 1 9–1 9 2 3 ›››
• 1 924–1 940 ›››

