… / Nederland / Nederlandse pers / 1924–1940 / Nansen en Armenië
De Groene Amsterdammer, 2 februari 1929
Bron: archief de Groene Amsterdammer
Nansen en Armenië
Hoe hij zich voorstelt den nood van het
Armeensche volk te lenigen;
Door Dr. Jan Romein
De Sultan – Abdul Hamid sinds 1870 –
begreep na het congres van Berlijn zijn gang
te kunnen gaan, want ergens in zijn archief lag de
geheime overeenkomst met Engeland, dat dit
land hem met de wapenen steunen zou tegen
iedere poging van Rusland méér Armeensch
grondgebied te behouden, dan waarop het volgens
de bepalingen van datzelfde Congres recht had 1).
En hij is zijn gang gegaan. Speciaal voor dat doel
georganiseerde Koerdische nomadenstammen werden
aan het werk gezet om de Armeniërs te
plunderen. Drie weken lang duurde de vervolging,
waarbij tusschen de negen- en vijftienhonderd
slachtoffers vielen. Intusschen was dit nog weinig,
bij wat daarna komen zou. In 1893 werd een
algemeen progrom tegen de Armeniërs op touw
gezet, dat op Kerstmis 1895 eindigde met een
sinister vuurwerk: twaalfhonderd Armeniërs werden
levend verbrand in de domkerk van Urfa.
Volgens de inlichtingen der gezanten zouden er
van 1895 op 1896 niet minder dan 70.000 tot
90.000 menschen vermoord zijn; terwijl er veel
meer, opgejaagd van huis en hof, berooid en uitgeschud,
omgekomen waren van honger en gebrek.
En Europa? "Er was niets geschied" verklaarde
de Russische Minister van Buitenlandsche Zaken,
"dat het vertrouwen van den Tsaar in den Sultan
kon schokken".., "Men kan er niet altijd trotsch
op zijn, dat men een Europeaan is," besluit Nansen
zijn overzicht van deze gebeurtenissen.
En weer keerden de Armeniërs, die den doodendans
ontsprongen waren, naar hun land terug,
maakten het weer op orde en herbouwden hun
hoeven, zooals de spin, die als men elken avond zijn
web vernielt, het elken nacht weer uit zijn lijfje
perst, omdat hij niet anders weet en niet anders kan.
Nog eenmaal herleefde bij de Armeniërs de hoop,
want even vaak als zij bitter teleurgesteld zijn,
hebben zij de vrijheid voor zich uit gezien. Het was
in 1909, toen de liberale Jong-Turken het heft in
handen kregen. De gevreesde Abdul Hamid zat,
na een poging tot een contra-revolutie, gevangen en
zijn meegaande broer Mohammed V had den troon
beklommen. Doch het program der Jong-Turken
was dat, wat Moestafa Kemal nu uitgevoerd heeft:
van Turkije een nationalen eenheidsstaat maken:
met behulp van het buitenlandsche – in dit geval
Duitsche – kapitaal een eigen kapitalisme opkweeken,
om er dan het buitenlandsche mee te
kunnen weren. Maar in dien Turkschen eenheidsstaat
pasten zelfs geen Arabieren, laat staan
Armeniërs. Deze gang van zaken nu was den
grooten mogendheden – behalve Duitschland –
geenszins naar den zin. Zij herinnerden zich het
lot der Armeniërs weer. De publieke opinie. En
juist zouden er, voor het eerst, maatregelen
genomen worden, twee officieren, een Hollander,
overste Westenenk, en een Noor, Hoff, zouden als
inspecteuren-generaal toezicht verkrijgen op de
nieuwe Armeensche wetten, toen – de Wereldoorlog
uitbrak en de Armeniërs, inplaats van gered
te worden, de eind-katastrofe tegemoet gingen.
Van de zesde eeuw v. Chr. tot de twintigste daarna
hadden zij in het land gezeten. Rust hadden zij
nooit gekend, maar alle verschrikkingen uit dit
verleden van meer dan 25 eeuwen verbleekten bij
wat nu kwam. In een brief van Djemal bey in
Adana (Cilicië), tijdens den wereldoorlog dictator
van Syrië, van den 18den Februari 1915, lezen wij
dat het centrale (Jong-Turksche) comitee, besloten
heeft om het vaderland te bevrijden van de
tyrannie van dat vervloekte ras en dat het daarom
de verantwoording op zijn patriottische schouders
neemt voor de schande, die uit dien hoofde op de
Osmaansche geschiedenis zou vallen."
Het plan werd methodisch uitgevoerd 2). Men
bedenke bij het beoordeelen, van wat ik hier Nansen
ga navertellen, dat het meeste van dit materiaal
van Duitschers afkomstig is 3) die tijdens den
oorlog bondgenooten der Turken waren, en dat de
werkelijkheid de genoemde feiten en cijfers dus
eerder overtreft.
Het plan, zegt Nansen, werd methodisch uitgevoerd.
In 1915 werd, onder het mom van oorlogsnoodzaak,
district na district "gezuiverd". Uit alle
dorpen werden de bewoners in groote kudden
voortgedreven naar de Arabische woestijn, om
daar diegenen van honger te doen omkomen, die
niet reeds onderweg aan de ontberingen bezweken
waren. Vrouwen en kinderen waren het vooral,
want de mannen waren reeds lang tot den krijgsdienst
geprest. En wat niet omkwam werd
verkocht: een meisje voor ƒ2.– een vrouw voor
50 cent – haar kinderen kreeg men op den koop toe.
Uit Kharput en Sivas vertelt een Duitsch
oogggetuige werden er 18000 gedeporteerd: 350 kwamen
er te Aleppo aan. Van de 19000 uit Erzerum
bleven er... elf in leven. Duitsche protesten,
toen dit bekend werd; zeker, maar dat is juist
een der ergste gevolgen van den oorlog: de Turksche
regeering kon verbaasd doen, en vragen met
welk recht de Duitschers... enz. En zoo ging
het Armeensche volk den ondergang tegemoet.
Van de ongeveer 1.000.000 Armeniërs, die er in
Turkije waren, moeten er in de jaren '15 en '16
ongeveer een millioen vermoord zijn of omgekomen.
Van de 8 à 900.000 overgeblevenen zijn er een
200.000 na den oorlog naar hun hoeven in Turkije
teruggekeerd, wonen er een tweede 200.000 over
dit land verspreid, zijn er een 250.000 naar Trans-Kaukisië
gevlucht en de rest leeft, als uitgehongerde
bedelaars, in de concentratiekampen van
Syrië en Mesopotamië.
Uit die schipbreuk van een heel volk nu, nog
verergerd, doordat ook na den wereldoorlog de
groote mogendheden de belofte, den Armeniërs
die aan hun zijde gestreden hadden, gedaan,
niet nagekomen waren, heeft Nansen nog willen
redden, wat er te redden was. Hij heeft zich daar
voor in opdracht van den Volkenbond – eindelijk –
tot de Sowjet-regeering gewend en van deze
onmiddellijk toestemming gekregen om met de
Sowjet-Armeensche regeering te Erivan te
onderhandelen, middelen te beramen tot verhooging
van de productie van het land, ten einde de
Armeensche vluchtelingen in staat te stellen
naar hun land terug te keeren, om daar in hun
eigen vaderland, een eerlijk stuk brood te verdienen.
Die onderhandelingen zijn vlot van stapel
geloopen. Een eenvoudig irrigatie-plan is uitgewerkt,
waarvan de kosten op één millioen pond
sterling beraamd zijn – nog niet één vijfde van
wat een modern oorlogsschip kost! – maar
waardoor niettemin op zijn minst 2000 Armeniërs
met hun gezinnen arbeid en brood in hun eigen
vaderland zouden kunnen vinden.
Men noeme het resultaat van den grijzen, oprechten
menschenvriend niet te spoedig mager.
Sowjet-Armenië is niet wat vroeger Armenië was.
In de verwarde jaren, die op den Wereldoorlog
gevolgd zijn, in September 1920, veroverde het
zoo wonderbaarlijk uit zijn asch herrezen Turkije
een groot deel van het bij den vrede van Sèvres
(Augustus 1020) nominaal voor onafhankelijk
verklaarde Armenië. De rest, die aan hetzelfde lot
ontkwam, door zich op sowjet-basis te stellen en
daarmee den steun van Moskou te verwerven,
kwam in December 1920 tot een vergelijk met
Turkije, maar van het oorspronkelijke gebied van
87.000 Km2 bleven er voor Sowjet-Armenië maar
een 30.000 over, die bovendien reeds door
vluchtelingen uit Turksch-Armenië overstroomd waren.
Er komt iets ontroerends ook in den toon,
waarmee zijn ontroerend boek over dit bedrogen
volk besluit, zooals altijd de scherpte treft in den
mond van een man, die niet is uitgegaan om te
wonden, maar om te heelen. Wij maken daarom,
in het volle vertrouwen daarmee de waarheid te
zeggen, zijn slotwoorden tot de onze, die hij neer
schreef, na nog herinnerd te hebben aan een brief,
onderteekend door Asquith en Stanley Baldwin,
in Sept. '24 aan de regeering van Mac Donald
gericht om haar te wijzen op haar plicht tegenover
Armenië; plicht die Mac-Donald niet kon uitvoeren,
omdat hij kort daarop kwam te vallen, maar die
Baldwin, de briefschrijver, evenmin uitvoerde,
ofschoon hij er van 1924 tot nu toe, als eerste-minister
van het Britsche Rijk den tijd voor gehad
heeft. Deze slotwoorden: "De volken van Europa
en de staatslieden van Europa zijn het eeuwige
Armeensche vraagstuk moe... Het ging immers
alleen maar om dit kleine, bloedende, doch begaafde volk,
dat geen olievelden of goudmijnen had.
Wee het Armeensche volk, dat het in de Europeesche
politiek betrokken werd..! Maar het
heeft de hoop niet kunnen opgeven. Terwijl het
voortdurend met ijver werkte, heeft het gehoopt,
lang gehoopt. En het hoopt nog."
1) Zie voor het eerste artikel, dit weekblad van 26 Jan. j.l.
2) de bijzonderheden vindt men in het ook door Nansen genoemde: Johannes Lepsius, Deutschland und Armenien, 1914-1918, Sammlung diplomatischer Aktenstücke, Potsdam 1919.
3) Materiaal van Britsche zijde bij Bryce, Treatment of Armenians in the Ottoman Empire, 1916.
Nederlandse pers
• 18 7 8–1893 ›››
• 1894–1898 ›››
• 1899–1904 ›››
• 1 905–1909 ›››
• 1 9 1 0–1 9 1 4 ›››
• 1 9 1 5–1 9 1 8 ›››
• 1 9 1 9–1 9 2 3 ›››
• 1 924–1 940 ›››

