… / Nederland / Nederlandse pers / 1915–1918 / Voor het Armenische volk
De Telegraaf, 2 maart 1918
Bron: Delpher
Voor het Armenische volk
In de Engelsche kerk heeft gisteravond een
bijeenkomst plaats gehad, georganiseerd door het
hier ter stede gevormde comité tot hulp van het Armenische volk,
welk comité is samengesteld als volgt: de heeren ds. L. Heldring,
voorzitter; S.P. van Eeghen; prof. mr. D.F.D. Fabius, ds. J.F. Hoekstra,
ds. H. Koffijberg, prof. dr. Ph. Kohnstamm, prof. mr. Paul Scholten,
E. Sillem en mej. L.C.A. van Eeghen, secretaresse-penningmeesteresse,
Heerengracht 462. De Bijeenkomst was zeer druk bezocht.
Ds. L. Heldring sprak een kort openingswoord, waarin hij
deze vergadering noemde een dank- en bedestond; een dankstond,
om uiting te geven aan de dankbaarheid, dat wij tot heden
bespaard zijn voor de gruwelen, zooals thans België en andere kleine
landen die hebben ondervonden. En een bede-stond voor de hulp, aan het
kleine Christenvolk in Armenië en voor de inzameling ten bate van de
Armenische weezen, wier ouders op zoo onmeedogende wijze zijn vermoord.
De eerste spreker, prof. dr. J.D. Pont, ging in het kort de geschiedenis
en het leven van het Armenische volk na, waarbij hij voornamelijk
stil stond bij het godsdienstig leven. Heel de geschiedenis is geweest één
lijdensgeschiedenis, het volk heeft geleefd in een oneindigheid van
martelaarschap. Men moet wel naïef zijn, meende spreker,
na alles wat wij uit de geschiedenis van het Armenische volk hebben
gezien en gehoord, om te verwachten, dat er één van de mogendheden
zou ingrijpen tot leniging van het droevin lot der bevolking.
en daarom hebben wij als Christenen tot taak in te grijpen en
hulp te bieden.
De tweede spreker, ds. H. Koffijberg, sprekende over het lijden der
Armeniërs in dezen tijd, wees op de uitspraak van den Zionist Israël Zangwill,
die in zijn Zionisitsch tijdschrift een artikel schreef, dat tot doel
had de martelaarskroon van de Joodsche natie op het hoofd te plaatsen
van het Armenische volk. Hij bedoelde daarmee er op te wijzen, dat er
in de laatste helft van de 17e eeuw geen Christenvolk is geweest, dat
zóó heeft moeten lijden als het Armenische.
Spreker illustreerde deze uitspraak met enkele staaltjes van gruwelen,
door Turksche benden en het gepeupel aan de Armenische bevolking bedreven;
hij herinnerde o.a. aan de jaren 1894–'96, toen onder Abdoel Hamid een plunder-
en moordtocht werd gehouden, die aan 90,000 Armeniërs en 1200 geestelijken
het leven kostte, waarbij 2520 steden en 328 kerkgebouwen werden verwoest
en 583,000 Armeniërs van huis en hof werden gejaagd.
Tot 1908 heeft die systematische uitmoording geduurd, toen met het
ontstaan der jong-Turksche beweging ook een tijd van rust voor de Armeniërs
aanbrak. Lang heeft dat niet geduurd, want de jong-Turksche politiek veranderde
langzaam in een pan-Turksche. Reeds in 1909 had weer een moordpartij plaats,
die van 14–16 April en van 25 april tot 27 Mei duurde; deze razzia kostte aan 20,000
Armeniërs het leven. Zelfs in dezen oorlog is aan de gruwelen nog geen einde gekomen.
Na eerst in de Turksche gelederen te hebben meegestreden, zijn ze ontwapend en ten slotte
door de Turksche troepen geslacht als vee.
Spreker deed ten slotte een beroep op de Christenheid, om deze arme natie
te helpen en te steunen in haar moeizamen en zwaren strijd om het bestaan.
Eén kreet van verontwaardiging moet door heel het Christenland opgaan
tegen het schandelijke Turksche régime, maar tevens moet daadwerkelijk
getoond worden, dat men begaan is met het lot der Christenen en
de weezen in Armenië.
Ten slotte sprak de heer Leon Tinghir, een Armeniër van geboorte,
in de Fransche taal, namens de Armenische kolonie in Nederland den dank
der Armeniërs uit aan hen, die zich hebben beijverd, en nog beijveren,
om het lot der Armeniërs te verzachten.
Nederlandse pers
• 18 7 8–1893 ›››
• 1894–1898 ›››
• 1899–1904 ›››
• 1 905–1909 ›››
• 1 9 1 0–1 9 1 4 ›››
• 1 9 1 5–1 9 1 8 ›››
• 1 9 1 9–1 9 2 3 ›››
• 1 924–1 940 ›››
