… / Nederland / Nederlandse pers / 1915–1918 / Het lot der Armeniërs
De Telegraaf, 9 maart 1918
Bron: Delpher
Het lot der Armeniërs
Donderdagavond schreven wij over den afstand van een deel van Kaukasië, die de voor Rusland
meest vernederende vredesvoorwaarde vormt. Wij opperden toen de veronderstelling, dat met
de provincie Erdsjan, die naast Kars en Batoem genoemd werd, Eriwan bedoeld zou zijn.
Sedert is gebleken dat dit niet gemeend is, maar Ardahan, benoorden Kars gelegen.
Onbegrijpelijk is het, hoe het vredestractaat dan kan spreken over regeling van den
"staats- en volkenrechtelijken toestand in overleg met de nabuurstaten, met name Turkije",
Buiten Turkije is er slechts een staat in de buurt, nl. Perzië, en als Eriwan niet wordt
afgestaan, grenst het gebied in kwestie niet aan Perzië.
Dat ook zonder afstand van Eriwan de zaak ernstig genoeg is voor de Armeniërs, gaven wij reeds te kennen.
Het wordt bevestigd door uit Engeland ontvangen berichten. Reeds hebben de Turksche troepen bij hun hernieuwden
opmarsch in het te voren door de Russen bezet gebied de moorden op de Armeniërs hervat. In de havenstad
Samsoen, aan de noordkust van Klein-Azië, joegen zij de geheele mannelijke Armeensche bevolking over
de kling, de kinderen incluis.
Er is alle reden te vreezen dat het Armenische volk nooit zoo dicht voor zijn vernietiging heeft gestaan
als thans. Reeds heeft Bogos pasja, voorzitter van de Armenische delegatie te Parijs, de vrees daarvoor
uitgesproken. Tot dusver konden zij bij dreigend gevaar een schuilplaats zoeken op Russisch gebied, bij hun
rasgenooten, Thans zijn zij aan Turken, Koerden en Tartaren overgeleverd.
Het bekende Bryce-rapport schat het aantal Armeniërs, dat tijdens de moorden van 1915 naar Russisch gebied
is gevlucht, op 182.000. 1) Deze zijn ongetwijfeld voor het grootste deel naar de provincie Kars gevlucht
en zullen nu weer aan dezelfde gevaren van gruwelijke mishandeling en vervolging blootstaan, die de lezing
van dat blauwboek tot een kwelling maken.
Met welk een cynisme in de centrale landen over zulke dingen wordt gedacht, ook door hen van wie men
beter mocht verwachten, blijkt uit een Wolff-telegram, dat de meening weergeeft van den geograaf Oberhummer,
hoogleeraar aan de universiteit van Weenen. Deze heer eischt van Engeland, dat het Cyprus zal loslaten,
omdat bij den vrede van Berlijn in 1878 bepaald is dat dit zou geschieden, zoodra Rusland Kars en
Batoem weer aan Turkije afstond.
Hoewel nu het vredesverdrag van Brest-Litowsk niet van afstand van Turkije spreekt, blijkt
deze professor, en Wolff met hem, de bepaling daarmee identitiek te achten. Zij laten het masker vallen
en erkennen onbeschaamd, dat dit verdrag een groot deel van het Armenische volk opnieuw aan Turkije uitlevert.
Moet nu de gansche beschaafde wereld, voor zoover haar gevoelens niet door de Kultur
vergiftigd zijn, niet als één man opstaan om de vernietiging van het Armenische volk te verhoeden?
Is hier niet een taak, ook voor neutralen?
1) The treatment of Armenians in the Ottoman Empire 1915–'16, with a preface by Viscount Bryce, blz. 649.
Nederlandse pers
• 18 7 8–1893 ›››
• 1894–1898 ›››
• 1899–1904 ›››
• 1 905–1909 ›››
• 1 9 1 0–1 9 1 4 ›››
• 1 9 1 5–1 9 1 8 ›››
• 1 9 1 9–1 9 2 3 ›››
• 1 924–1 940 ›››

