… / Nederland / Nederlandse pers / 1924–1940 / De lijdensgeschiedenis van het Armeensche volk
Het Vaderland, 31 oktober 1929
Bron: Delpher
De lijdensgeschiedenis van het Armeensche volk
Reddingswerk der Action chrétienne en Oriënt
Heden zal in het schoolgebouw R. J. Schimmelpennincklaan
38-40 een driedaagsche tentoonstelling annex bazaar
geopend worden ten bate der zwaarbeproefde Armeensche
ballingen in Syrië, die tot dit doel de kunstige producten
hunner nationale industrie, kelims, tapijten, kleeren,
enz. ingezonden hebben.
Gisteren, aan den vooravond der tentoonstelling, heeft
mej. Cato de Witte, van de Ned. afd. der Action Chrétienne
en Oriënt, een der vereenigingen, die den nood onder de
Christenen in 't nabije Oosten trachten te lenigen, in
woord en beeld de lijdensgeschiedenis van 't Armeensche
volk aanschouwelijk gemaakt.
Zij begon met een greep in de jongste geschiedenis, om
aan te toonen, hoe het kleine Armeensche Christenvolk in
de omknelling eener fanatiek Mohammedaansche maatschappij,
onder plagerijen en martelingen reeds tientallen jaren
voor den oorlog door de Turksche overheersching verdrukt
werd. Eindelijk gingen enkelen Christel. Staten de oogen
open, men dwong de Turken tot een verdrag, waarbij
hervormingen beloofd werden en de Armeniërs werden
gelijk gesteld met Turken en Koerden. Dit was in Februari
1914 en de vreugde van 't geplaagde volk was groot;
eindelijk zou een betere tijd aanbreken. Doch de oorlog
brak aan en de Turken verklaarden thans geen tijd te
hebben voor hervormingen. Loyaal kozen de Armeniërs
de Turksche zijde en dienden in de Turksche legers, doch
een kleine Armeensche stam sloot zich aan bij de Russen
en dit was net sein voor Konstantinopel om allerwege de
voornaamste Armeniërs gevangen te nemen en in de
kerkers om te brengen, zoodat 't volk van zijn leiders
beroofd was. Enver Pasja achtte den tijd, om af te
rekenen met dit volk, dat niet Turksch, en Mohammedaansch
wilde zijn, eindelijk gekomen. Er werd besloten tot
deportatie van alle Armeniers, toen nog 'n volk van
drie-en-een-half millioen zielen, naar Arabië,
Mesopotamië en Syrië. In kudden van
tienduizenden werden zij uit hun bergen gedreven naar de
gloeiende vlakten; wie niet mee kon, werd afgeslacht;
zij werden van hun goed beroofd; vrouwen en meisjes werden
aan niet te noemen kwellingen onderworpen. En als men
geen raad met de menschenmassa's wist, dreef men ze in
nauwe dalen bijeen en schoot er in 't wilde op los. of
men liet ze verdorsten in de woestijn.
Twee overlevenden van zoo'n troep van tienduizend hebben
mej. de Witte hun vreeselijke avonturen verteld.
In 1918, toen de Staten, die "streden voor
't recht der kleine naties", gewonnen hadden,
hoopten de Armeniërs weer en tot 1921 heerschte een
vrij opgewekt nationaal leven. Dank zij de opleving van 't
Turksche nationalisme, onder Mustapha Kemal, werd echter de
moord aan 't Armeensche volk voltooid; van de millioenen zijn
slechts duizenden overgebleven en dat ondanks alle beloften
der zoogenaamd Christelijke naties! En die weinigen zijn naar
alle windstreken verstrooid: naar Frankrijk, Griekenland,
Syrië, waar ze leven in voortdurende kommer en ontbering.
De lichtbeelden, die 't gesprokene illustreerden, zeiden
meer dan woorden, wat dit volk geleden heeft. Daar zagen
we, naast de trotsche Mohammedaansche stad, Aleppo met
haar moskeeën en minarets het Armeensche Aleppo;
een verzameling armzalige barakken en tenten, waar dicht
opeen 50.000 menschen ondergebracht waren in tenten of
leemen hutten van 't schamelste soort, vele open voor
regen en kou. 150 Gezinnen zijn er daar, wier huis
bestaat uit drie muren, zonder dak, zonder vloer! En dat,
terwijl winterkoude en regen weldra hun intrede zullen
doen.
We zagen gezinnen, waar kinderen van vijf, zes jaar de
eenige kostwinnaars zijn, die van 's morgens tot
's avonds tapijten knoopen, om de totaal invalide, zieke,
door mishandelingen tot menschelijke wrakken geworden
ouders te verzorgen. Denkt niet, dat we overdrijven. De
bedden getuigen van een ellende zoo schrijnend, van zoo'n
oneindig wee, dat we er geen woorden voor kunnen vinden.
't Wordt koud, daar zoo goed als hier, wij hebben onze
warme woning, ons zacht bed, onze luxe. Daar: 150
gezinnen tusschen die kale muren, in regen, in kou, met
lompen van kleeren, alles, tot de wol uit hun bedden
verkocht, om die drie kale muren te kunnen opbouwen,
om niet geheel zonder beschutting te zijn.
Er waren ook hoopvolle bedden, van het Ziekenhuis der
Action te Aleppo, de scholen, de kerkbarak, de gratis
maaltijden voor honderden kinderen. Er wordt iets gedaan,
maar veel te weinig. .
We zagen een aardig Armeensch kindje staan in een
ziekenhuisbedje en vernamen: dat bedje in 't ziekenhuis
wordt in stand gehouden door de Zeeuwsche schoolkinderen,
die allen elke week een cent geven voor de kinderen in
Armenië. Dan zijn er zes z.g. vrije bedden, waar
een f 60 per maand voor betaald wordt door Nederlandsche
en buitenlandsche particulieren of vereenigingen, zoodat
er altijd een lijder geholpen kan worden.
Er zijn kindertjes, die pleegouders in het verre Holland
hebben; met f 10 per maand helpt de pleegvader zoo'n
kind er geheel boven op! Maar hoeveel kinderen zien nog
verlangend naar zoo'n pleegouder uit!
We zouden zoo veel kunnen doen, als we maar beseften wat
door het Armeensche volk om geloofswille geleden wordt.
Daarom: bezoekt den bazaar en als ge de kelims ziet, denkt aan de kleine maakstertjes daarginds!
Nederlandse pers
• 18 7 8–1893 ›››
• 1894–1898 ›››
• 1899–1904 ›››
• 1 905–1909 ›››
• 1 9 1 0–1 9 1 4 ›››
• 1 9 1 5–1 9 1 8 ›››
• 1 9 1 9–1 9 2 3 ›››
• 1 924–1 940 ›››